
Boijl, 22-6-2025
Deuteronomium 30: 11-20 en Marcus 5: 1-20
Vanmorgen lazen we een van de meest wonderlijke, ongemakkelijke en tegelijk hoopgevende verhalen uit het evangelie volgens Marcus.
Jezus vaart met zijn leerlingen over naar “de overkant”, dat is het land van de Gerasenen — een grensgebied. Daar woonden niet-joden, heidenen, die varkens hielden, onreine beesten.
En ogenblikkelijk kwam er een man uit zijn hol, een wildeman. De man verblijft tussen de graven op de begraafplaats. Hij leeft dus waar geen leven is. Hij heeft zijn huis waar geen thuis is. Hij staat elke dag oog in oog met de dood, maar hij is veroordeeld om verder te leven. Veroordeeld, want dat leven van hem is on-leven; en zijn manier om met anderen in contact te komen is juist: dat contact zoveel mogelijk te vermijden. Een mens zonder innerlijk houvast, zonder identiteit. Tegenwoordig zouden we van zo iemand zeggen: het is een aso, een paria, een drop-out — een levende dode.
Door de mensen om hem heen is hij gebruikt als zondebok, hij is door hen weggejaagd naar de rand van het leven, namelijk naar de begraafplaats, dus naar het land van de dood. De man is innerlijk verscheurd, bezeten door demonen. Hij is vervreemd van zichzelf maar vooral ook van zijn gemeenschap. Wat doet dat met een mens? Wie te lang geïsoleerd wordt, gaat stemmen horen, verliest de samenhang, raakt overgenomen door krachten die groter lijken dan hijzelf.
Denk aan de miljoenen mensen wereldwijd die leven in ballingschap, in vluchtelingenkampen, in mentale gevangenschap, oorlogsgebieden. Denk aan Iran, Gaza, Soedan, Syrië, Oekraïne. Denk aan wat oorlog doet met mensen. Trauma nestelt zich als een legioen in hun geest. Wie hoort nog hun stem? En ook dichter bij huis. In een wereld die soms collectief bezeten lijkt door polarisatie, algoritmes, complottheorieën, klimaatontkenning, en de dwang om altijd maar ‘meer’ te hebben, moeten we ons afvragen: wie is hier eigenlijk de door demonen bezetene?
Maar ook als we ervanuit gaan dat het in de man zélf zit, dan moeten wij niet denken dat deze man ver van ons af staat. Want welke demonen huizen er in onszelf? Hebberigheid, kwaadaardigheid, jaloezie, machtswellust en ga maar door. En als we deze man in gedachten hebben dan kunnen we ook denken aan mensen in psychische of sociale nood, mensen die zichzelf terugtrekken uit deze wereld of die door anderen worden buitengesloten.
Dag en nacht schreeuwt deze man om aandacht en stenigt hij zichzelf. Hij schreeuwt om hulp, maar als de mensen hem die willen geven, dan wil hij die niet aannemen, nee, dan slaat hij om zich heen, waarbij er ongekende krachten in hem naar boven komen. Dat wat hij het liefste wil, waar hij naar verlangt, daar is hij ook erg bang voor: de aandacht van de mensen om hem heen. Hij stenigt zichzelf, dat wil zeggen: hij neemt afstand van zichzelf. Hij vlucht voor ándere mensen, maar meer nog vlucht hij voor zichzelf.
Ook bij velen van ons spelen dit soort zaken zich wel af. Wij zijn niet tevreden met het leven dat we hebben, maar een echte confrontatie met onszelf durven we niet aan te gaan, bang als we zijn voor wat de gevolgen kunnen zijn. Zo zal het ook gegaan zijn met de mensen dáár: de Gerasenen. Ze binden de wildeman vast met kettingen, maar blijkbaar niét zo, dat de man zich niet meer kan bevrijden. Dat kan betekenen dat ze naar búiten toe wél, maar innerlijk juist niét willen dat hij weer beter wordt. Want nú kunnen ze hun frustratie en onvrede en onrust op hém uitleven, maar als hij weer genezen zou zijn, waar moeten ze dán met die gevoelens heen? Dan zijn ze weer op zichzelf aangewezen.
De mensen komen met kettingen en boeien op de man af alsof ze duidelijk willen maken: wij willen jou best helpen maar dan zul jij je met ons moeten verbinden en je verstandig gedragen. Maar de man is al gebonden en opgesloten, namelijk in zichzelf. Veel mensen zouden hem misschien niet eens meer als ‘mens’ typeren, maar als ‘een casus’, een bespreekgeval.
Maar dan….. hij loopt Jezus tegemoet en, zoverwachten we dan, hij vraagt om beter te worden. Maar hier niet! Deze man is zó gewend aan zijn on-leven, dat hij vraagt: ”Pijnig mij niet!” Hij durft de confrontatie met zijn eigen ik niet aan te gaan. Hij blijft liever zitten in het on-leven dat zijn leven is: “Help mij niet!” Wij zongen zopas: “Wek mijn zachtheid weer”, maar deze man lijkt niét te willen veranderen of zacht te willen worden; en hij wil zéker niet zijn imago van wildeman kwijt. Het is daarmee een tegendraads verhaal! Deze zieke heeft zijn ziekte nodig: hij is er afhankelijk van geworden. Hij is dan misschien wel hang voor zijn ziekte, maar hij ziet er nog meer tegenop om daarvan genezen te worden; want dan valt de hele structuur uit zijn leven weg en is hij volledig op zichzelf aangewezen. Hij is dus bang om weer beter te worden.
En dat is wellicht niet zo onlogisch, want om te herstellen moet je vaak eerst door een hel. Mensen die in therapie geweest zijn, die weten daar alles van. Je komt met een probleem hij de therapeut, maar voordat je van het probleem af bent moet eerst alles wat jou knecht en knoeit uitgedreven worden en dat moet je dan dus eerst allemaal verwerken. Veel van dergelijke problemen hebben te maken met angst, angst voor jezelf en angst voor de mening van anderen. Sören Kierkegaard, de Deense filosoof, schreef: Mensen zijn niet alleen bang omdat ze zondig zijn, maar als het erop aan komt zijn mensen zondig omdat ze bang zijn en daardoor niet zichzelf zijn. En zo is het vaak: mensen durven de eigen waarheid niet te leven uit angst voor de mening en reacties van anderen, of van God.
De confrontatie met Jezus brengt de man opnieuw aan het twijfelen. natuurlijk, want iemand die geleerd heeft zichzelf met stenen te slaan, zal iemand die hem vriendelijk benadert niet liefhebben, maar haten!
Iemand die voor aandacht vlucht, zal nieuwe aandacht, ook al is dat van Jezus, met razernij beantwoorden. Iemand die leeft met en bij de dood, zal degene die hem wil leren het leven te omarmen, niet accepteren.
En dan staat er dat Jezus al had geprobeerd de onreine geest uit de man te verdrijven. En wij maar denken dat bij Jezus altijd alles kan? Hier dus niet. Het lukte Jezus die eerste keer niet! Een tegendraads verhaal!
En de man had blijkbaar gemerkt dat Jezus had geprobeerd hem te helpen en kwam daarom naar Jezus toe om te smeken hem niét te helpen. Jezus moet de man dus helpen …..juist door hem niét te helpen! Nog maar eens: een tegendraads verhaal! Het vooruitzicht op bevrijding, ervaart de man als een aanslag op zijn leven. Eerst was hij veroordeeld tot een bekneld en vastgebonden leven. Nu lijkt het erop dat hij – om de filosoof Sartre nog maar eens te citeren – nu lijkt het erop dat hij veroordeeld wordt om vrij te zijn. Daarom heeft Jezus moeite hem te genezen.
En dan vraagt Jezus de man naar zijn naam. In Israël was dat de manier om te vragen wie iemand eigenlijk is als mens. Ook dát is een therapeutische invalshoek; de vraag: “Wie ben jij werkelijk? Wat leeft er in jou?“ De man hoeft zich niet af te vragen wat hij moet doen of wie – of waarin hij – moet geloven. Nee, de vraag is heel eenvoudig: wie ben je werkelijk zelf? Niet uitgaande van verwachtingen die anderen van jou hebben en rollen die anderen jou in het leven opdringen. Dus niet: wie moét je zijn, maar: Wie bén je? Uit het antwoord van de man blijkt dat hij nog geen eigenheid heeft, nog geen eigen ik. Hij noemt zichzelf “Legioen”, want ze zijn met vele. “Legioen! Legioen! Ik ben verscheurd! In mij is het een hel! Ik weet niet wie ik ben. Ik ben gevormd door een serie complexen.”
Is ‘tniet zo dat we onszelf daarin wel kunnen herkennen? Alleen komt het dan vaak in wat andere gedaanten naar buiten. Ook wij kunnen verscheurd worden. Ook wij hebben vaak verschillende levens in onszelf. Hoe vaak horen anderen niet in ónze uitspraken, juist onze vader of moeder spreken, onze leidinggevende of collega, onze onderwijzer of dominee? Zijn wij wel onszelf in het leven, of hebben wij onszelf in de boeien geslagen van anderen? Tegelijkertijd zien wij die anderen ook wel vaak als bedreiging. Zij laten vaak merken dat wij geen eigen leven hebben, Dat wij het leven van die anderen leven! Dat we niet léven, maar geleefd wórden!
Jezus, zo zegt de wildeman, Jezus praat met dat hele legioen in hem. Met de vader, de onderwijzer, de dominee, en ga zo maar door. En, net zoals in een therapie, moet eerst alles met elkaar botsen en uitgedreven worden. In ons verhaal gebeurt dat door de demonen in de varkens te jagen. Onreine geesten horen in onreine beesten. Het is een dramatische scène waaraan veel mensen zich ergeren: waarom toch al die arme dieren opgeofferd? Maar let op: Jezus tast hiermee ook een economisch systeem aan. varkenshouderij was destijds ook daar big business. En ineens gaan er tweeduizend stuks verloren. Daarom komen de mensen uit de regio niet om Jezus te bedanken dat hij iemand heeft genezen. Nee, ze vragen Hem juist weg te gaan. Want bevrijding is goed, maar niet als het de markt verstoort. Och, dit klinkt ons wel bekend in de oren, denk ik.
De man die door zijn omgeving geboeid werd en aan de ketting gelegd, die werd door Jezus van zijn complexen bevrijd. Het volk koos partij voor de demonen in de man, Jezus koos voor de man zelf: wie ben jij? Wie ben jij zelf?
Nu Jezus de man van de demonen heeft bevrijd, is het volk haar zondebok kwijt en worden ze met zichzelf geconfronteerd. Ze zoeken daarom een nieuwe zondebok en vinden die in Jezus. Dus dringen ze er hij hem op aan hun land te verlaten. In een wereld waarin economische belangen vaak zwaarder wegen dan mensenlevens, zien we dat ook nu. Klimaatactie is welkom — zolang het niet ten koste gaat van groei. mensenrechten zijn prima — zolang het de handel maar niet schaadt. vluchtelingen mogen er zijn — zolang ze maar niet ‘ons systeem’ belasten. En als iemand te veel op de pijnlijke waarheid wijst, zoals klokkenluiders of activisten, dan zeggen we net als de mensen in Gerasa: “ga weg van hier”.
En vervolgens stapt Jezus in de boot om weg te gaan.
En zoals dat altijd gaat bij de verhalen in het Nieuwe Testament, vraagt de genezen man dan aan Jezus of hij met hem mee mag gaan. Maar, en dat kan eigenlijk niet anders in dit tegendraadseverhaal: altijd mag degene Jezus volgen, maar hier niet! Jezus wil niét dat de man die nu bevrijd is van allerlei banden, opnieuw gebonden wordt gedwee achter Jezus aan te lopen. De man mag niet opnieuw afhankelijk worden! “Nee, ga terug naar huis, naar je mensen, en vertel hun wat God gedaan heeft.”
Jezus is niet op zoek naar roem of het grote podium. Hij kiest de weg van herstel, van verhalen delen, van lokale genezing. Daar begint bevrijding: in de eigen kring, bij wie je kent en die jou kennen. Ook dat geldt vandaag. Grote wereldproblemen lijken onoplosbaar. Maar het werk begint klein. Door met elkaar te spreken. Elkaar weer te zien als mens. Door ruimte te maken voor wie onzichtbaar is geworden. Door de bezetenheid te benoemen waar die zich voordoet — óók als dat ongemakkelijk is. Jezus zegt hier dus niet: Volg mij, maar “neem de voor jou bedoelde en bestaande plaats in de wereld in.” Wees degene die je aan het worden bent!
Eerst bestond de man uit tegenstellingen: hij is eenzaam, maar noemt zichzelf Legioen; hij stenigt zichzelf, maar vraagt aan Jezus: pijnig mij niet! hij loopt naar Jezus en valt voor hem neer, maar hij zegt dat hij niets met Jezus te maken wil hebben. Allemaal elementen van een tegendraads verhaal. Tegenstellingen. De man was dan ook in zichzelf verscheurd. Maar Jezus zorgt ervoor dat hij weer een eenheid wordt en tenslotte vraagt Jezus hem om God te loven en te prijzen. Maar de man looft en prijst juist Jezus, de man die hem een echte vraag had gesteld: Wie ben jij? En eerst kon hij alleen maar zeggen: ik, ik weet het niet — ik ben zoveel tegelijk. Maar Jezus geeft hem zijn identiteit, zijn eigenheid, weer terug; hij kan zichzélf worden.
Wat wil dit verhaal ons duidelijk maken? Wij begrepen al dat het een tegendraads verhaal is. Maar daardoor is het niet een minder bijbels of minder ‘waar’ verhaal. Ook aan ons wordt immers de vraag gesteld: wie ben je echt zelf? Zijn we onszelf in het leven, of worden we in beslag genomen door anderen of door andere dingen? Hebben we een eigen persoonlijkheid ontwikkeld of zijn we nooit de kindsheid ontgroeid en doen en denken we omdat anderen zodoen en denken? Zijn wij wel echt vrij vanbinnen? Of worden we geknecht door, jaloezie, machtswellust, egoïsme of hebberigheid? Want ook van bezit kun je bezeten raken…..
Jezus ging naar de overkant. Naar het vreemde. Naar dat wat wij liever mijden. En daar bevrijdt Hij — met gevaar voor eigen reputatie en tegen de economische stroom in — daar bevrijdt hij een mens die vergeten was dat hij mens was. Laten ook wij die overtocht maken. Naar de overkant van ons eigen gemak. Naar die ander die we ontmenselijkt hebben. En laten we, zoals die genezen man, verhalen vertellen. Niet over onze demonen, maar over wat liefde met ons gedaan heeft.
Jezus’ opstanding van Pasen moet ook voor óns bevrijdende betekenis hebben in ons eigen leven. Ook aan ons is daarom de opdracht, zoals we lazen in Deuteronomium, om uit ons doodse bestaan op te staan en te kiezen voor het leven: Al wat ten dode was gedoemd mag nu de hoop herwinnen. De uitdaging is dus: Kom uit het graf dat u omsluit; kom uit, en wordt geboren !