31 december 2020
Parels
Oudjaarsavond twaalf uur: een tijdstip dat vroeger bij mij weemoedigheid opriep. Lang zocht ik naar een verklaring daarvoor en ik vermoed dat het teruggaat naar de vroegere kerkdiensten op Oudejaarsavond. Dan werden de overledenen herdacht en dat riep om mij heen, maar ook bij mijzelf, de nodige gevoelens op waardoor dat tijdstip zwaarder aanvoelde dan andere momenten.
Eigenlijk een vreemd verschijnsel, dat zo’n moment als speciaal ervaren wordt doordat je het verbindt met iets uit het afgelopen kalenderjaar.
Immers, elke ochtend slaan we een kalenderblaadje om; het enige verschil is dat er tot en met vandaag 2020 op stond en vanaf morgen 2021. Slechts één cijfertje verschil, maar dat is net zoveel als straks van 1 op 2 januari. En tóch werd ik er wat melodramatisch van.
Werd, want dat speciale gevoel heb ik niet meer sinds ik elke avond vlak voor het slapen gaan even bewust maar kort terugblik op de dag: hoe ging het en wat heb ik er van geleerd? Wat waren de pareltjes en welke dingen moet ik maar zo snel mogelijk vergeten?
Bart Chabot onthulde in De Verwondering dat hij zich regelmatig ‘opsloot’ in zijn eigen fantasiewereld. Dat deed hij om de lichamelijke en geestelijke mishandeling door zijn ouders te ontvluchten. Hij moest wel; om te overleven.
Daar heb ik geen enkele reden voor omdat ik me rijkelijk gezegend voel met en in het leven dat ik heb. Zijn er dan geen verdrietige momenten in mijn leven? Zeker wel. Iedereen komt op zijn of haar levenspad ook hindernissen tegen. Maar die obstakels worden juist pareltjes als je er van leert en er aan groeit. Er zijn mensen die zeggen dat God overal een bedoeling mee heeft, ook met de zaken die jij als negatief ervaart. Ik geloof niet in zo’n God. Nee, maar ik geloof wel in de kracht – zeg: God – die als levenskracht voor elk mens beschikbaar is; de levensadem – noem het de Geest – die iedereen kracht en motivatie kan geven om over de obstakels in het leven heen te komen. Ik wens iedereen een obstakelloos jaar! Komen ze toch? Probeer er dan pareltjes van te maken.
19 november 2020
Dood en leven
Aanstaande zondag wordt binnen veel kerken de laatste zondag van het kerkelijk jaar gehouden, ook wel Eeuwigheidszondag genoemd. Vaak worden in de kerkdienst dan de leden herdacht die in het afgelopen kerkelijk jaar zijn overleden. In kleinere dorpen worden ook wel mensen herdacht die geen lid waren van de kerkelijke gemeente.
Meestal wordt er ook gelegenheid gegeven om anderen te herdenken, mensen uit de persoonlijke kring die soms al veel langer geleden zijn overleden.
Ik vind dat elk jaar weer een mooi ritueel, het stilstaan bij hen die ons voorgingen. Op die manier blijven ze toch in ons leven voortbestaan. Bram Vermeulen zong destijds al: ‘Ik ben niet echt dood moet je weten. Dood ben ik pas als jij mij bent vergeten.’
Het is te vergelijken met de steenhoopjes op het oude kerkhof van Fochteloo die de oppervlakte van het voormalige kerkje markeren. Dat roept ook iets op van: ‘Oh ja, hier stond dus vroeger dat kerkje.’ En je ziet dan voor je dat de mensen in donkere kleding vanaf het Zuideinde het kerkhof opkwamen.
Zo zie je op Eeuwigheidszondag jouw dierbaren weer voor je en komen herinneringen naar boven. Dat kunnen pijnlijke momenten zijn, maar ze zijn ook waardevol, want ze maken duidelijk dat die dierbaren niet worden vergeten.
Met Eeuwigheidszondag wordt eigenlijk ook al de stap gezet naar de volgende zondag, de Eerste Advent, waarmee we al toewerken naar het Licht van Kerst. Zo wordt als het ware de overstap gemaakt van de dood naar het leven.
In een prachtig gedicht verwoordde Michiel de Zeeuw het als volgt:
Als jouw naam klinkt zie ik even
hoe je liep en wat je zei,
wat er altijd is gebleven
van jouw leven diep in mij.
Als jouw naam klinkt stroomt er water
uit mijn ogen, door mijn ziel.
Onze dromen, plan voor later,
tijd die in het water viel.
Nu jouw naam klinkt komt tot leven
hoe jij mij hebt meegemaakt,
mee geschapen, weggegeven,
mijn bestaan hebt aangeraakt.
Nu jouw naam klinkt wacht ik onder
onze levens eens een hand;
ook al voelt nu alles zonder,
God brengt ons weer in verband.
8 oktober 2020
Carlos
We schrijven 2005. Een 21-jarige Nederlandse zwemmer belandt met een hoge dwarslaesie in Portugal in een ziekenhuis. Hij wordt er goed verzorgd, maar voelt zich diep ellendig. Verpleegkundigen komen de kamer binnen, kijken op de monitor, zien dat alles onder controle is en gaan door naar de volgende patiënt. Behalve Carlos. Hij bekijkt de goede uitslagen op de monitor, maar hij ziet ook dat de patiënt diep ongelukkig is. Hij loopt naar ‘m toe, legt een hand op zijn schouder (waar nog wel gevoel in zit) en zegt: “It’s ok…..” Meer niet. Zo’n beetje het kortste zinnetje dat je kunt bedenken.
Maar dat kleine zinnetje groeit uit tot iets groots. Voor Jaap Bressers, de ongelukkige zwemmer in kwestie, betekende dit kleine gebaar een ommekeer in zijn leven, doordat hij door die hand op de schouder en dat korte zinnetje plotseling met een heel ander gevoel in dat ziekenhuis lag. Hij realiseerde zich dat hier een sleutel lag voor een betere wereld. Als Bressers later aan Carlos zegt hoe veelbetekenend dat moment voor hem is geweest, zegt deze dat het niet meer is dan zijn werk. Bressers: ´Tegelijk zie ik trots in zijn ogen. Op dat moment wordt voor hem duidelijk dat door iets te doen wat voor hem heel normaal is, iets wat ‘gewoon’ bij zijn werk hoort, hij voor een ander enorm veel toegevoegde waarde heeft.’
Dat korte zinnetje van Carlos, it’s ok, is nog lang niet uitgewerkt. Het Carlosmoment is een begrip geworden, want er schuilt in ieder van ons een Carlos, een persoon die het verschil kan maken. De ene zal dat wellicht in de politiek doen; een ander op school, in de kerk of in een verzorgingshuis. En ook in de vriendenkring of het eigen gezin kun je Carlosmomenten inzetten om het leven van een ander wat lichter te maken, hem of haar wat op te vrolijken en een nieuwe blik op het leven te geven. De momenten waarop je iets extra’s kunt geven liggen voor het oprapen. Voorbeelden te over in het boek Pak je Carlosmoment. Een boek dat roept om compassievol te leven. Het zou door Jezus geschreven kunnen zijn.
27 augustus 2020
Het nest
Uit een gelovig nest komen. Deze uitdrukking wordt vaak gebruikt voor mensen die niet (meer) naar de kerk gaan, maar waarvan bekend is dat ze wel gelovig zijn opgevoed.
De zegswijze schoot me te binnen toen ex-priester Luc Hessel afgelopen zondag in De Verwondering het gedicht Phoenix van Hendrik Marsman voordroeg. De laatste regel daarvan luidt: ‘Het nest is goed, maar het heelal is ruimer.’ De aimabele Hessel vertelde dat hij in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw veel biechten had afgenomen van mensen met schuldgevoelens over zaken rondom (vooral) seksualiteit. Hij zei dat hij meestal vond dat de biecht helemaal geen (grote) zonde betrof, en troostte daarmee veel mensen. Tegelijkertijd had hij angst omdat zijn visie indruiste tegen de geleerde en heersende doctrine van de kerk.
Hij richtte het spiritueel centrum De Harp op, waaraan ook de bekende Hein Stufkens jarenlang verbonden was. Hij kwam er echter door in problemen met zijn kapucijner orde die het centrum niet voldoende kerkelijk vond. Maar Hessel zei: ‘Ik vond dat we recht in de roos zaten van een hertaalde evangelische spiritualiteit.’ En hij doelde daarbij op: dicht bij de tijd zijn, goed zijn, dienstbaar zijn, zinvolheid vinden in verbinding met anderen. En dát was dus niet kerkelijk genoeg. Daarom kwam aan zijn ambtelijk priesterschap een einde, maar hij bleef wel degelijk priesterlijk bezig: tochtgenoot zijn op de levensweg van anderen.
Hessel wilde in die vrijheid leven en zich niet langer conformeren aan de verplichte dogma’s en dergelijke. Zelf noemde hij zijn visie een vorm van open humanisme. Hoewel hij niet in een persoonlijke God gelooft, verhoudt hij zich toch tot ‘het mysterie, of het Leven, of de Energie, als was het een persoon.’
Hessel kijkt totaal niet met negatieve gevoelens terug op zijn opvoeding, zijn opleiding, zijn kapucijner orde of de kerk. Nee: het nest is goed.
Maar hij voelde dat gaandeweg toch als een té krappe jas die hem niet paste, sloeg zijn vleugels uit, en ontdekte dat hij juist daardoor uitkwam bij de kern van het evangelie: goed zijn en zinvolheid vinden in verbinding met anderen. Immers: het heelal is ruimer!
30 juli 2020
Geen kerkdienst
De Belgische kunstschilder René Magritte is wereldberoemd geworden met zijn eind twintiger jaren geschilderde ‘La trahison des images’ (Het verraad van de voorstelling).
Zijn afbeelding van een pijp kennen we vooral vanwege het onderschrift: Ceci n’est pas une pipe (Dit is geen pijp).
Magritte bedoelde natuurlijk dat we geen echte pijp zien, maar een afbeelding daarvan.
Toen ik die afbeelding voor het eerst zag, ik zal twaalf jaar zijn geweest, had ik het niet door en dacht ik “Als het geen pijp is, wat dan wél?” Maar je moet dus lezen achter de woorden of door de woorden heen. Net zoals met de zin: Een nietmachine niet en een typemachine niet.
Maar goed: geen pijp dus.
De afgelopen weken zijn veel kerken weer gestart met hun diensten. Maar waarschijnlijk nog nergens op de manier zoals dat vóór de coronacrisis gebeurde. Vaak mag er nog niet gezongen worden. Zelf liet ik in dergelijke diensten verschillende nummers vanaf CD afspelen, zodat er koor- of solozang te horen was. In andere diensten mag men wel zingen maar is het aantal kerkgangers gelimiteerd en moet je je vooraf opgeven. Een plek reserveren voor het bijwonen van een zangloze kerkdienst, het is iets dat we vorig jaar niet voor mogelijk hadden gehouden.
Er zijn mensen die bewust niet naar de kerk gaan omdat ze het maar niks vinden dat er niet gezongen mag worden of dat je je tevoren moet aanmelden. ‘Dat is geen kerkdienst’, vinden ze, ‘maar een slap aftreksel ervan’. Net zoals de afbeelding van een pijp geen echte pijp is.
Ik kan, als graag meezingende kerkganger, wel meevoelen met deze thuisblijvers, maar ben het niet met ze eens. Uiteraard is de kerkdienst er ook om ‘de lofzang gaande te houden’, maar dat bepaald niet alleen.
Wat ik persoonlijk, naast contemplatie, in een kerkdienst hoop te vinden is een bijdetijdse benadering van de oude woorden uit de Bijbel, dus betrokken op het hier en nu. Voor mij geldt namelijk: als in de dienst wel wordt gezongen, maar geen link gelegd wordt naar ons dagelijks leven, als ik niet persoonlijk wordt aangesproken, dan is het geen kerkdienst.
= = = = = =
27 juli 2020 (eerst niet elders gepubliceerd; later alsnog op 22 oktober)
Uitgegumd
Onlangs las ik een recensie over een boek dat inmiddels op mijn verlanglijstje staat: Wittgensteins minnares, van auteur David Markson. Er worden in die recensie enkele prachtige voorbeelden gegeven van gedachtestromen die in het boek voorbijkomen. Maar ook fraaie voorbeelden van concrete waargebeurde feitjes.
Over zo’n feitje opende het artikel met de zin: ‘Op een keer gumde Robert Rauschenberg een tekening van Willem de Kooning uit en noemde het toen Uitgegumde de Kooningtekening.’ Dat werk hangt tegenwoordig onder die titel, ‘Erased de Kooning drawing’, in het San Francisco Museum of Modern Art.
Nu zullen velen van u wellicht reageren, zoals zo vaak gebeurt bij conceptuele kunst waarbij het (vernieuwende) idee eigenlijk belangrijker is dan de uitvoering: ‘Een leeg vel papier? Dat kan mijn kind van drie ook!’ Zo zou ik vroeger ook gereageerd hebben.
Maar ik vind het een magistrale vondst van Rauschenberg. Want iedereen die naar dat door hem ingelijste lege vel papier kijkt, dwingt zichzelf te zoeken naar dat uitgegumde werk van De Kooning. Een onmogelijke opgave natuurlijk, maar onontkoombaar. En de museumbezoekers kijken misschien nog wel intensiever naar dat lege papier, dan wanneer ze de oorspronkelijk De Kooning zouden zien.
Ik moest hier aan denken toen ik in onze toekomstige woonplaats het Kollumer museum bezocht. Het was in de periode dat er een aantal antiracismedemonstraties waren. Aan één wand in dat museum hangen de portretten van alle burgemeesters die Kollumerland en Nieuwkruisland heeft gekend. Alle, min één; want de burgemeester gedurende de periode 1941-1945 ontbreekt;. Hij is uitgegumd omdat hij lid was van de NSB. Maar omdat de jaartallen niet aansluiten valt het juist extra op. Dat spoorde me aan er verder in te duiken door het boekje van Oebele Vries over hem te raadplegen. En dan blijkt dat Feitsma zeker in de tweede helft van zijn ambtstermijn ‘de belangen van de plaatselijke bevolking liet prevaleren boven die van de bezettingsmacht’ en geen bijdrage heeft geleverd aan de opsporing van onderduikers en joden. Iemand vertelde me zelfs dat hij juist indirect mensen waarschuwde als ze op een lijst stonden om opgehaald te worden.
Juist door het uitgummen ben ik me wat in deze burgemeester gaan verdiepen en heb enige sympathie voor hem gekregen. Of dat de bedoeling was van het uitgummen is maar zeer de vraag.
18 juni 2020
Wit
Gisteren was het 157 jaar geleden dat Nederland de slavernij afschafte in Suriname en op de Nederlandse Antillen. Het is sinds die tijd een Surinaamse feestdag: Keti Koti, dat ‘Ketenen gebroken’ betekent. Deze week keek ik daarom op internet maar weer eens naar de documentaire ‘Wit is ook een kleur’ (Sunny Bergman, 2016), een aanrader. De experimenten in die documentaire leverden schokkende resultaten op, die me hier en daar ook met mezelf confronteerden.
De laatste tijd is er veel aandacht voor racisme en lopen de gemoederen daaromtrent weer hoog op. Sommigen zeggen dat al die demonstraties tégen racisme slechts polariserend werken; dat je beter vóór iets kunt zijn, bijvoorbeeld vóór gelijkheid. Ik denk dat dit een verhullende benadering is. Natuurlijk voelt het beter als je je uitspreekt ergens vóór te zijn, zeker als je weet dat niemand er tegen kan zijn. Het applaus voor zorgmedewerkers in coronatijd voelde goed bij mensen die het deden, maar – denk ik dan – waar waren veel van de klappende politici toen er gekort werd op diezelfde zorg? Een brief schrijven voor Amnesty International is redelijk snel gedaan, maar wat is het stemgedrag van die mensen in de stemhokjes?
Datzelfde gevoel bekruipt me bij mensen die de antiracismebetogingen overbodig vinden. Het is té gemakkelijk om weg te kijken van problemen waar we zelf onderdeel van uitmaken of die we zelf onbedoeld mede in stand houden.
Minister-president Rutte is gaan bewegen in de Zwarte Pieten-discussie, en het PCBO in Leeuwarden heeft besloten slechts met roetveegpieten te willen werken. Ik zie dit als hoopvolle tekenen dat we langzaam maar zeker aan meer impliciete gelijkheid werken. Maar die verandering bij Rutte en het recente Leeuwarder PCBO-besluit komen wel mede door de ruime aandacht die er de laatste jaren was voor racisme.
NRC-columnist Zihni Özdil schreef dat hij door de ouders van zijn vroegere Nederlandse vriendinnetje onthaald werd op Turkengrappen. Toen hij het beu was en één grap maakte over Nederlandse gierigheid sloeg de melige sfeer in één keer om. Overigens was Özdil genuanceerder dan ik in zijn mening over Johan Derksen. Die gaat naar mijn idee al jaren over de schreef.
4 juni 2020
Geloofsbelijdenis
Afgelopen zaterdag stond er een fraai interview in de NRC: Bas Heijne in gesprek met de Amerikaanse godsdienstwetenschapper Elaine Pagels. Zij is een autoriteit op het gebied van het vroege christendom en auteur van het vorige jaar verschenen ‘Waarom religie blijft’. De recensie in Trouw heb ik destijds gemist, maar het artikel van Bas Heijne nodigt me uit het boek alsnog te gaan lezen.
Pagels, opgegroeid in een anti-religieus gezin, was als puber op een bijeenkomst van de evangelist Billy Graham waar ze de kracht van verhalen ontdekte. Vervolgens kreeg ze echter een koude douche te verwerken toen ze hoorde dat de hemel blijkbaar alleen maar bestemd is voor wedergeboren christenen, waarmee haar verongelukte joodse vriend werd buitengesloten.
Wat mij trof in haar verhaal is hoe ze omgaat met de dood van haar zesjarig zoontje en, een jaar later, haar man. Ze kwam tot het inzicht dat je cultureel in een bepaalde richting wordt geduwd (‘Het kind van David en Bathseba wordt gedood omdat de ouders gezondigd hebben’). Dergelijke dogma’s heeft ze ingeruild voor een nadruk op innerlijke beleving.
Ik herken me in haar benadering. Neem de geloofsbelijdenis, die toch een centrale functie heeft binnen het christendom. Het middenstuk daarvan gaat over Jezus, maar het gaat vloeiend over van ‘geboren uit de Maagd Maria’ naar ‘die geleden heeft onder Pontius Pilatus’. Twee stevige dogma’s (maagdelijke geboorte en verzoenend lijden), dát is alles wat over Jezus beleden wordt. Dat is één van de redenen waarom ik deze geloofsbelijdenis nooit lees of laat zingen in de kerkdienst. Als de 33 jaar leven van Jezus er helemaal niet toe doen, waarom is er dan een hele beweging op zijn leven gestoeld?
Mijn inspiratie zit ‘m niet in die dogma’s van de geloofsbelijdenis, maar juist in de – pak ‘m beet – laatste twintig jaar van Jezus’ korte leven. Mijn inspiratie zit ‘m in de innerlijke beleving van een basaal vertrouwen. René Diekstra noemde dat in Adieu God ‘I trust the pilot’, wie, wat en waar dat ook maar is. Geloof is voor Pagels geen leer-systeem maar een leef-systeem. Dát is een geloofsbelijdenis waar ik volmondig AMEN op zeg.
23 april 2020
Ik hou van je
Jaren geleden was er een documentaire op televisie waarin
nabestaanden van een schietincident op een Amerikaanse highschool werden
geïnterviewd. Een man vertelde dat zijn dochter daarbij om het leven was
gekomen. Hijzelf, docent aan dezelfde school, was de macabere dans ontsprongen.
Het werd een aangrijpend relaas. Maar ondanks het immense verdriet kon de man
toch ook een lichtpuntje noemen en tegelijk een tip meegeven aan de kijkers.
Twee jaar vóór die fatale dag, moest hij met het hele gezin ergens heen en ze gingen
met twee auto´s. De dochter reed in de auto achter die van haar ouders. Vader
zag op een bepaald moment in de achteruitkijkspiegel dat z´n dochter uit de
bocht vloog. Toen hij met z’n vrouw snel omgekeerd en teruggereden was en ze de
ravage zagen, hadden ze erg weinig hoop, maar het bleek gelukkig mee te vallen.
`Maar op dát moment´, zo zei de vader, ´besloten we om elkaar bij elk afscheid te
zeggen dat we van elkaar hielden. Elke keer kan immers de laatste keer zijn.
Zonder uitzondering werd vanaf dat moment bij elk afscheid de liefde naar
elkaar toe uitgesproken.’ Dát hielp de vader nu door het bittere verdriet om de
dood van z´n dochter heen. Het auto-ongeluk hadden ze beschouwd als een soort
van wake up call.
In deze crisistijd, waarin mensen soms geen afscheid meer kunnen nemen van hun partner
en kinderen de verschrikkelijke ervaring hebben dat ze niet bij hun ouder kunnen
zijn in de laatste levensfase, is het misschien niet zo gek om te besluiten nú
al geen gelegenheid voorbij te laten gaan om duidelijk te maken dat je van
elkaar houdt, hoe je de ander waardeert. Het kan beide partijen enige rust geven
op het moment dat er tóch een contactloos definitief afscheid komt.
John Denver zong het al: ‘Vandaag is de eerste dag van de rest van mijn
leven.’ Als je wat vaker stilstaat bij
die nuchtere werkelijkheid, dan kan dat leiden tot een meer bewust leven.
Bewust van de schoonheid van het leven, maar ook van de schoonheid van de
mensen om je heen: ik hou van je!
27 februari 2020
Onmachtige God
Vanwege onze aanstaande verhuizing versleepte ik een doos
boeken waarop stond: Bonhoeffer. Zo’n veertig jaar geleden heb ik veel van en
over hem gelezen. Momenteel, nu herdacht wordt dat hij 75 jaar geleden door de
nazi’s werd opgehangen, is er volop aandacht voor deze Duitse theoloog die
betrokken was bij de mislukte aanslag op Hitler op 20 juli 1944.
Een tekst die mij het sterkst is bijgebleven is die uit een brief van vier
dagen vóór die aanslag, waarin hij aan zijn vriend Eberhard Bethge schrijft
“dat we in de wereld moeten leven, etsi deus non daretur” (= alsof God niet
bestaat). Dit zinnetje intrigeerde me toen al en het houdt me nog steeds bezig.
Even verderop: “God laat zich uit de wereld terugdringen tot op het kruis, God
is zwak en machteloos in de wereld en juist zo en alleen zo is Hij met ons en
helpt Hij ons. (…) Het religieuze in de mensen verwijst hem in zijn nood naar
Gods macht in de wereld. De bijbel verwijst de mens naar Gods onmacht en
lijden.”
Ook schreef Bonhoeffer: “Je wordt geen christen
door religieus te handelen, maar door, levend in de wereld, te delen in
Gods lijden.” In een gedicht had hij die gedachte ook al geuit: Een christen
staat naast God in al zijn lijden.
Volgens Bonhoeffer is God niet machtig maar juist onmachtig. En velen maar
denken dat Hij alles kan en alles bestuurt. Niet dus, volgens Bonhoeffer: “Onze
verhouding tot God is een nieuw leven, gericht op het ‘er zijn voor anderen’,
deelnemend aan het bestaan van Jezus.” God is voor Bonhoeffer niet het
hoogste denkbare, machtigste, verhevenste wezen. Want zo’n wezen bestaat niet. Volgens
hem kun je God alleen vinden in Jezus, de Christus. Wellicht vind ik het mooiste citaat
van Bonhoeffer nog: “Jezus roept ons niet tot een nieuwe religie, maar tot een
nieuw leven in hem.”
In deze 40-dagentijd staan we stil bij het lijden van die Jezus aan het
verkeerde, aan dat wat niét goed is in de wereld, en horen wij ons wat mij
betreft te bezinnen op het lijden om ons heen.
2 januari 2020
De andere wang
Op de dag dat ik dit schrijf is bekendgemaakt dat de net 16
jaar geworden Roan overleed aan zijn steekwonden die hem in Drachten werden
toegebracht. En in dezelfde periode waren er meer vergelijkbare incidenten.
Waardoor worden die veroorzaakt? Is het slechts een kwestie van alcohol en
drugs, zoals me dat op een verjaardagsfeestje werd verzekerd? Ik denk het niet.
De lontjes zijn tegenwoordig kort en de grenzen, van wat nog kan, worden snel
overschreden; ook door mensen van wie je het niet verwacht. Een goedbedoelde
actie van boeren escaleerde in vernielingen van het provinciehuis in Groningen
en later tot spandoeken met walgelijke leuzen. Zeker, die daders waren
enkelingen, maar de meeste incidenten worden door enkelingen verricht.
Het lijkt meer een kwestie van een toenemend gevoel van onbehagen. We zien
andere mensen opkomen voor hun ‘rechten’, dus kunnen wij niet achterblijven;
anders zijn we watjes. En dat terwijl we in een van de beste landen ter wereld
leven.
Momenteel lees ik een boek waarin gesteld wordt dat er basaal twee emoties
zijn: angst en liefde. Veel frustratie komt voort uit een vorm van angst: angst
om een loser gevonden te worden, om minder te hebben dan de buurman, om in een
lagere sociale klasse te zitten, om er niet bij te horen, om te falen, angst
om…..
Dergelijke angsten zorgen er voor dat we ongelukkig zijn met het leven dat we
leiden waardoor we ons gaan afzetten tegen anderen. Maar daar worden noch die
anderen noch wijzelf gelukkig van. En natuurlijk: er is in ons land sprake van
ongelijk verdeelde welvaart en natuurlijk mag je voor jezelf opkomen. Maar om
dan een rode waas voor de ogen te krijgen?
De emotie die kan helpen is liefde. Des te meer liefde we geven en uitstralen, des te gelukkiger worden we zelf en des te minder weerstand ontmoeten we. De andere wang toekeren nadat je op de ene geslagen bent, het klinkt als zelfkastijding, maar met die Bijbeltekst is bedoeld dat je de liefelijke kant plaatst tegenover de gewelddadige kant. Demonstreren kan ook zonder vernielingen en een geschil kan uitgepraat worden zonder wapen. Liefde is sterker dan de haat.