Scroll naar beneden voor de diverse columns van dit jaar of klik direct naar:
Leven vóór de dood
20 december 2012
De laatste tijd duikt hij regelmatig weer op, de slogan in de reclame van het humanistisch verbond: ‘Ik geloof in een leven voor de dood.’
Er zijn christenen die zich daar erg aan storen. Zij zien de reclamespotje als het zich afzetten tegen het christendom, dat zich, zo wordt tenminste vaak gedacht, richt op het leven ná de dood.
Als je in korte tijd enkele keren met de realiteit van de dood wordt geconfronteerd, dan ontkom je er niet aan dat jij ook over die periode van je eigen ‘bestaan’ en dat van je naasten nadenkt: de periode ná de dood.
Prachtig vond ik het daarom dat, juist in zo’n periode van mijmeringen, het EO-programma De Kist een uitzending geprogrammeerd had met hofpredikant Carel ter Linden. Hij heeft als predikant veel rouwgroepen geleid en rouwenden begeleid.
“Ziet u God na de dood?“, was de vraag aan Ter Linden. “Nee, niet na de dood. Ik zie God als een geestelijke kracht van barmhartigheid, vergeving, rechtvaardigheid, woede over onrecht, bevrijding en bestrijding van onrecht; en met die God kan ik me alleen in dít leven verbinden.’
15 jaar geleden overleed Ter Lindens vrouw aan een ongeneeslijke vorm van kanker. “Ik was verslagen en sprakeloos”, antwoordde hij op de vraag wat het overlijden bij hem had losgemaakt. “Waar is mama dan?”, vroegen zijn kinderen, toen hij korte tijd later plannen had voor een nieuw huwelijk. “Mama is hier,” zei Ter Linden en hij legde zijn hand op zijn hart, “en dat zal ook altijd zo blijven!”
Presentator Kefah Allush vroeg door en wilde weten hoe je Ter Linden zou kunnen troosten en waar hij is, nadat hij is overleden. “Dan ben ik er niet meer,” was zijn reactie, en: “Ik vind het een mooie gedachte hoor, God die over je waakt, maar ik kan me die God niet anders indenken dan in de gestalte van mensen die begrepen hebben dat God dát van hen vraagt: barmhartigheid, vergeving, rechtvaardigheid, woede over onrecht, enzovoort.”
Dát is voor mij geloven in de (goddelijke) kracht van mensen! Wat er na de dood met mij gebeurt? Waar ik dan ben? Ik weet het niet. Maar ik geloof in elk geval in het leven vóór de dood!
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Hoger, opa!
22 augustus 2012
Soms zijn er eenvoudige aanleidingen die een mens naar diepe gedachten leiden. Een omvallende boom, het zingen van een merel, een fladderende vlinder, ze kunnen voor iemand tot een metafoor worden voor het leven zoals zich dat op dat moment voltrekt.
Enkele weken geleden vierde Nina, een van de kleinkinderen, haar derde verjaardag. We moesten allemaal mee, naar de tuin waar een stukje van het gazon plaats had moeten maken voor een trampoline die tot op maaiveldhoogte was ingegraven. ‘Opa, jij moet zeggen dat ik hoger moet springen’, zei ze. En ja hoor, na mijn aansporing, sprong ze dat het een lieve lust was.
Maar ja, toen kwam vervolgens het onvermijdelijke: ‘Nu jij, opa!’ Dus: schoenen uit en de eerste voorzichtige treden zetten op het veerkrachtige doek. En toen volgde, u raadt het al, ook dat zat er aan te komen: ‘Hoger, opa!’
De eerste wiebelige bewegingen moesten dus worden omgezet in steviger sprongen. Het werd een spel van springen, terugvallen en weer omhoog. Het leek het gewone leven wel. Soms zit je wat in een dalletje om vervolgens weer het gevoel te hebben de hele wereld aan te kunnen en in de wolken te lopen, om daarna weer…..
Het beëindigen van het trampolinespringen doe je door beide benen stevig in de sterke doek te planten. Je moet niet de dalende beweging proberen te stoppen maar juist de opwaartse. Dát is in het leven wel anders: we willen vaak steeds hoger en hoger.
Over drie weken zijn er verkiezingen. Ik weet werkelijk nog niet op welke partij ik dit keer moet gaan stemmen. Wat ik wel weet is, dat het een partij moet worden die kan trampolinespringen: niet steeds omhoog willen, maar weten dat er aan elk feest een einde komt. Niet alleen Griekenland en Spanje en dergelijke zullen de tering naar de nering moeten zetten – nee, ook wij moeten onze plaats weten en dan met name natuurlijk de best-bedeelden onder ons.
De komende weken moet ik dus nog gebruiken om uit te zoeken welke partij het beste het trampolinespringen beheerst.
En bij Nina moet ik binnenkort zelf weer eens oefenen.
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Adieu God?
30 mei 2012
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ik ben geen fan van de Evangelische Omroep.
Er zijn teveel zaken die niet mijn sympathie oproepen. Het gedwongen vertrek van Arie Boomsma die zijn heil moesten zoeken bij de KRO omdat hij te licht werd bevonden. De manier waarop oud-voorzitter en tv-dominee Arie van der Veer op zondagochtend bij mij vaak associaties oproept met sensatietelevisie. Het vertonen van documentaires waarop censuur wordt toegepast, een bevoogding die niet meer van deze tijd is. En ik kan dit lijstje wel aanvullen.
Natuurlijk: de liederen die in Nederland zingt worden gezongen, heb ik vroeger, staande naast het door mijn moeder bespeelde harmonium, ook gezongen. Maar de meeste teksten bevatten een voor mij achterhaalde theologie. Doe mij maar nieuwe Kerkliederen waarin de mens van deze tijd wordt aangesproken. Nee, de EO kon mij niet tot haar kring van kijkers rekenen. Kón, want er is sprake van schuivende panelen. Zo nu en dan zijn er lichtpuntjes die mij soms voor even naar de EO doen zappen.
Zo is er sinds kort het programma van Tijs van den Brink ‘Adieu God?’. Een parel. Ten eerste al vanwege de wat ongebruikelijke setting: de presentator die met een Jezusbeeld (dat mag blijkbaar van de EO) in de auto onderweg is naar een prominente Nederlandse man of vrouw die de kerk vaarwel heeft gezegd. Let wel: de kerk, niet altijd daarmee ook het geloof. En dan de open gesprekken waarin mensen vrijuit hun visie op God, geloof en kerk kunnen uiten. Natuurlijk kan Tijs het niet laten om zo nu en dan zijn eigen mening te laten doorschemeren, maar hij blijft de geïnterviewde met respect behandelen en dat levert prachtige gesprekken op. Tijs ontpopt zich als een ware pastor die de ander laat praten, zich laat uiten over wat hem of haar ertoe heeft gebracht niet meer ter kerke te gaan. Tijs is de vragensteller in plaats van pasklare antwoorden te hebben en zo geeft hij dus ruimte aan de ander. Met zo’n houding laat je mensen tot hun recht komen.
Daar kunnen velen nog wat van leren.