Preek van de week

Ned-vlag

Hier staat mijn laatstgehouden ( nederlandstalige) preek die wordt ververst op de zondag (ca. 13.00 uur) waarop de volgende preek wordt gehouden.
Zie hiernaast onder Pagina’s voor de gebruikte orde van dienst
Onder Pagina’s vind je ook mijn laatste Stellingwerver of Friese preek.
Wil je een reactie geven? Stuur een mailtje

Havelte, 15-6-2025
Spreuken 8: 22-31 en Johannes 3: 1-16

Mensen die zich onomwonden duidelijk uitspreken in het leven, die roepen bij het publiek tegenstrijdige reacties op. Als ik namen noem van politici als Donald Trump en Geert Wilders, of vroegere theologen als Harry Kuitert en Klaas Hendrikse, dan roept dat bij de ene groep positief enthousiasme op: zij voelen zich aangesproken door die politicus of zij ervaren dat die ene theoloog gezegd en geschreven heeft wat zij zélf denken, maar niet zo mooi onder woorden kunnen brengen.
Maar anderen wenden vol afgrijzen hun hoofd af, zó oneens zijn ze het met de politicus of de theoloog.
Mensen die zich uitspreken, die klip en klaar hun mening uiten, die roepen tegelijkertijd ontzag bij de één en weerstand bij de ander op.
Dat gold ook voor Jezus. Hij predikte frank en vrij over het Koninkrijk van God en over de manier waarop de mensen daaraan konden meewerken. En daarbij had hij een klein aantal directe volgelingen en vaak een grote schare nieuwsgierigen en soms ook meelopers.
Maar daartegenover stonden veel mensen die fel tégen hem waren en hem probeerden uit te schakelen. En ook zíj hadden grote groepen mensen die het met hén eens waren.

Vandaag staan we stil bij één van die mensen uit de laatste groep uit dat overbekende verhaal over Nicodemus. Hij behoorde tot de elite van het volk, was leraar, Farizeeër en lid van de Hoge Raad – de overste van de Joden.
Het is een verhaal dat zich niet zomaar laat grijpen, laat staan begrijpen.  We zijn getuige van een gesprek, midden in de nacht, tussen Jezus en deze Nicodemus. Het is een tekst die gaat over geest en vlees, over wedergeboorte, over het Koninkrijk van God én over de liefde die de wereld redt. En we moeten constateren: het is een moeilijk verlopend gesprek. Nicodemus begrijpt ‘t niet. En hij staat daarin waarschijnlijk niet alleen: ook wij begrijpen het vaak niet. En dat is misschien juist het punt.

Vandaag de dag leven wij, net als Nicodemus, in een wereld vol vragen. Een wereld waarin het oude niet meer werkt, maar waarin tegelijkertijd het nieuwe nog onduidelijk is. Het is een tijd waarin veel mensen op zoek zijn – naar zin, naar houvast, naar geestkracht. De klimaatcrisis, oorlogen, migratie, politieke polarisatie – in Nederland en wereldwijd – het maakt dat veel mensen zich afvragen: Waar gaat het naartoe? Wat is nog heilig? Is er nog een gezamenlijke alomvattende kracht die ons werkelijk draagt?
Laten we proberen duidelijk te maken wat dit gesprek – tussen Jezus en Nicodemus – ons vandaag te zeggen kan hebben.

Nicodemus komt in de nacht. Dat is geen detail om overheen te lezen. In de Bijbel is de nacht vaak een symbool voor onzekerheid, voor zoeken, voor innerlijke strijd. Daarbij kunnen we denken aan Jakob bij de Jabbok, waar hij worstelde met een engel. En we kunnen denken aan de leerlingen tijdens de storm op het meer. Ook Nicodemus worstelt. Hij is een farizeeër, een leraar van het volk. Iemand die de Schriften kent, iemand met aanzien.
Maar hij heeft toch ook wel zo zijn vragen. En daarmee gaat hij naar Jezus. Misschien omdat hij geraakt is door diens woorden en daden. Misschien omdat hij iets mist in het geloof zoals hij dat tot nu toe kent. Misschien omdat hij vermoedt dat God in Jezus werkzaam is op een manier die hij niet begrijpt.

Waarschijnlijk kunnen veel mensen vandaag – en wellicht ook u en ik – zich wel herkennen in die nachtelijke zoektocht. Ook nu zijn er immers velen die zeggen: “Ik geloof niet meer zoals vroeger, maar ik ben het geloof ook niet kwijt. Er suddert nog steeds wel iets, een verlangen. Is er meer? Bestaat God? De vraag die Nicodemus stelt, is daarmee misschien ook onze vraag: Hoe kan een mens opnieuw geboren worden?
Jezus antwoordt dan: “Tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien.”
Nicodemus reageert nuchter – misschien wel een beetje sarcastisch: “Hoe kan iemand die oud is, opnieuw geboren worden? Hij kan toch niet terug in de schoot van zijn moeder?”
Het antwoord van Jezus: “Wie niet geboren wordt uit water en Geest, kan het Koninkrijk van God niet binnengaan.”
Jezus maakt hier duidelijk verschil tussen vlees en geest. Wat uit vlees geboren is, blijft vlees – sterfelijk, begrensd. Maar wat uit Geest geboren is, leeft in een andere werkelijkheid, in een andere dimensie, de dimensie van God.

Wat betekent dat voor ons, mensen van vandaag? In een wereld die draait om controle, rendement, en zelfredzaamheid? Misschien is opnieuw geboren worden niet iets wat wij zelf kunnen doen, maar iets dat met ons gebeurt. Misschien is het geen prestatie, maar een gave door overgave. Niet een terugkeer naar het oude, maar een durven leven in het onzekere, het nieuwe, het geestelijke. En juist in onze tijd – waarin zoveel systemen wankelen, waarin de grenzen van groei en bezit steeds duidelijker worden – juist nú klinkt deze oproep als een uitnodiging. Een uitnodiging om op een andere manier mens te zijn. Om niet alleen te vertrouwen op wat zichtbaar en meetbaar is, maar op wat geestelijk leeft, namelijk compassie, verbondenheid, hoop.

Jezus zegt: “De Geest waait waarheen zij wil. Je hoort haar, maar je weet niet waar zij vandaan komt of waar zij heengaat. Zo is het met ieder die uit de Geest geboren is.”
Dat is een mooi beeld, dat Jezus hier gebruikt. De Geest is niet te vangen, niet te controleren. Zij waait waarheen zij wil. Net als de wind is het een onzichtbare bron met zichtbare gevolgen. In het Grieks staat er voor Geest: pneuma – wind, adem, geest. Het is dezelfde adem die in Genesis over de wateren zweefde. Die leven gaf aan Adam. Die over de leerlingen kwam met Pinksteren. En juist die Geest hebben we nodig in deze tijd. Niet een religie van dogma’s en regels, maar van adem en ruimte. Niet een geloof dat sluit en doodslaat, maar dat opent en tot leven wekt. Niet een waarheid die dichtspijkert, maar eentje die bevrijdt en verbindt.

In Nederland zien we hoe het geloof verandert. Kerken sluiten, maar tegelijk ontstaan nieuwe vormen van spiritualiteit, van verbinding en gemeenschap. Mensen zijn zoekend en doen mee aan stiltewandelingen, zoeken inspiratie tijdens  kloosterweekenden, zoeken zingeving op het werk en bijzondere ervaringen in de natuur.  Jongeren zijn – zo blijkt uit onderzoek – niet massaal atheïstisch, maar juist vaak religieus, zij het wel op een andere manier – ze zijn op zoek naar spiritualiteit in een seculiere wereld.
Ook wereldwijd zien we hoe mensen snakken naar betekenis. Midden in oorlogen en crises klinken verhalen van moed en solidariteit. Zoals de Palestijnse christenen die ondanks alles blijven bidden voor vrede. Zoals Oekraïense priesters die troost bieden in schuilkelders. Zoals klimaatactivisten die hun werk zien als een roeping, namelijk zorgdragen voor Gods schepping. De Geest van God waait soms juist daar waar wij het niet verwachten.

En dan belanden we uiteindelijk bij Johannes 3, vers 16, die overbekende tekst die zo vaak wordt aangehaald. De tekst die je bij Olympische spelen of wereldkampioenschappen regelmatig voorbij ziet komen op spandoeken op de tribunes: “Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leeft.”
Deze tekst wordt – vooral in bepaalde kringen – gebruikt om te wijzen op het verzoenend bloed van Jezus. Als je dáárin gelooft, dan zul je niet verloren gaan, maar eeuwig leven hebben. Dat zou dan zelfs resulteren in een leven, een voortleven, ná de dood.
Maar het is de vraag of Jezus zelf wel zo blij zou zijn met deze uitleg. Sterker nog: het valt te betwijfelen of Johánnes het wel zo bedoeld heeft.
Johannes’ woorden kunnen namelijk ook heel anders worden uitgelegd. En dan vooral als we de eerste verzen van zijn evangelie tot ons nemen; die passage over het Woord. Dat Woord was bij God en het wás God.
Het Woord dat als Mensenzoon naar beneden kwam in de Christusgeest. Die Christusgeest is alomtegenwoordig. Zij woont in ieder en in alles. Alles in allen. Het is als het ware ‘de ziel’ van alles.
Die in de schepping wonende Christusgeest, die noemen we Gods Zoon, Zoon van de Vader die zélf dus de schepper is. Maar ze zijn één, één God; ze horen bij elkaar.
Deze ‘enige zoon’ wil in die benadering dan dus niets anders zeggen dan dat de Zoon – die Christusgeest dus – in ieder leeft; in ieder mens die zich dat zelf bewust is.

In Johannes 14 zegt Jezus: “Dan zul je begrijpen dat ik in mijn Vader ben, dat jullie in mij zijn en dat ik in jullie ben.” Het gaat hier om dezelfde, de eniggeboren, Zoon, de Christusgeest. Het gaat dus om het geloof in die in ieder van ons aanwezige Zoon, die ‘Zoon van God’.
“In hém geloven” is niet bedoeld in de betekenis van dat hij ‘er is’, het is niet ‘aan hem geloven’, maar ‘in hem geloven’; dat houdt in dat je hem hebt ervaren, dat je hem kent. Dán ga je niet verloren.
En bij dat verloren gaan moeten we niet denken aan het geloof in een hel. Verloren gaan betekent niet ‘in de hel komen’, nee, verloren gaan betekent: je goddelijke bestemming missen; niet voldoen aan Gods bedoeling met jouw leven.
En ‘eeuwig leven hebben’ betekent wat anders dan ‘in de hemel komen’. Eeuwig leven staat hier in tegenstelling tot een schijn-leven; een schijnleven zoals ook Nicodemus dat leidde. Eeuwig leven is ‘leven in het hier en nu’ en tegelijkertijd weten dat je in een groter geheel bent opgenomen, het grote geheel van God, dat is: het Koninkrijk van God.
Als je je dat realiseert, dan ben je als het ware opnieuw geboren.

“Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leeft.” God heeft ons de Christusgeest gegeven opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leeft.

Jezus had die Christusgeest en stelde zijn hele leven in dienst van God. Het was er hem om te doen de mensen dichter bij God te brengen. God was er immers al voordat het christendom ontstond. Of, zoals de theoloog Van Ruler het ooit formuleerde: “Alles draait om Jezus, maar alles gaat om God.”
De tekst ”Want zo lief had God de wereld…”, die tekst bevat geen naïeve boodschap. Het is een boodschap die juist in het duister klinkt. Midden in de nacht, midden in de chaos: God houdt van deze wereld – ook als wij haar kapotmaken, ook als wij elkaar uitsluiten, haten, bevechten.
God blijft van deze wereld houden, tot in het geven van zichzelf.
Daarin zit voor mij de kern van het christelijk geloof – niet in dogma’s of doctrines, maar in liefde. Liefde die kwetsbaar is. Liefde die vertrouwen vraagt én geeft.  En geloof is misschien niet méér dan dit: vertrouwen dat liefde het laatste woord heeft. Dat het duister niet wint.

Wat kan deze tekst voor betekenis hebben voor ons, vandaag? We leven in een land waar vrijheid en zekerheid lang vanzelfsprekend leken, maar nu onder druk staan. Waar de politieke verdeeldheid toeneemt, ja waar soms politici bewust chaos proberen te creëren. Waar solidariteit soms onder spanning staat – tussen ‘wij’ en ‘zij’, tussen arm en rijk, tussen stad en platteland.
We leven in een wereld waarin technologie razendsnel verandert, maar waarbij de ziel soms ver te zoeken is of zelfs helemaal niet meer aanwezig is.  Waar we alles kunnen meten, maar waar de betekenis vaak ontbreekt.
En tegelijkertijd is er zoveel verlangen naar echte ontmoeting. Naar zin, spiritualiteit, verbondenheid en gemeenschap.

Misschien is juist deze tijd, met al haar onzekerheid, wel een uitnodiging om opnieuw geboren te worden. Geestelijk opnieuw geboren worden, om anders te kijken.  Om niet te vluchten in zekerheden, maar te durven leven met vragen. Zoals Nicodemus. Om te vertrouwen dat de Geest ook vandaag waait – door kunstenaars, door denkers, activisten, door onze buren wellicht. Door mensen die zorgen, die verbinden, die vergeven. Ook buiten de kerk. Ook buiten ons begrippenkader.

En Nicodemus zelf? Die verdwijnt niet uit het verhaal. Hij komt later terug. Hij verdedigt Jezus in de raad. En na de kruisiging helpt hij het lichaam van Jezus te begraven – met kostbare balsem. De nachtelijke zoeker wordt uiteindelijk een stille volgeling. Dat is bemoedigend.
Geloof hoeft dus niet spectaculair te zijn. Het hoeft niet te gaan om een plotselinge bekering. Niet om zeker weten. Soms begint het met een heel eenvoudige, misschien wat naïeve vraag. Met een ontmoeting, midden in de nacht. En dan ….. langzaam, beetje bij beetje, verandert er iets. Dan word je opnieuw geboren – niet in één keer, maar telkens weer opnieuw.

Johannes 3 is dus een tekst over geest en vlees, over zoeken en geloven, over het Koninkrijk dat anders is dan wij denken. Het is geen tekst voor wie alles zeker weet. Het is een tekst voor wie ’s nachts wakker ligt. Het is een tekst voor wie vraagt: Is er meer? En zo ja, wat dan? Het antwoord is geen theorie, maar een belofte: de Geest waait. God heeft de wereld lief. En dat betekent dat er hoop is – niet alleen voor later, maar juist voor nú. Voor déze wereld, déze aarde, déze mensen. Ook voor ons.
Laten we dan niet bang zijn voor het duister, maar erop vertrouwen dat in het donker het licht geboren wordt. Dat wie zoekt, zal vinden; dat wie opnieuw geboren wordt uit de Geest, het Koninkrijk zal zien – niet ver weg, maar dichtbij. Want dat koninkrijk van God is al onder ons: in een gebaar van liefde. In een woord van troost. In een nieuwe blik op de wereld. Dat is waar de wereld naar hunkert.
Schep, God, een nieuwe geest in mij, een geest van licht, zo klaar als Gij; dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt, en ga de weg die u behaagt. Moge het zo zijn.

Wil je een reactie geven? Stuur een mailtje !

===========================================
De eerstvolgende Nederlandstalige preek wordt geplaatst op de eerstvolgende dag waarop ik een dienst heb om circa 15.00 uur.