
Hier staat mijn laatstgehouden ( nederlandstalige) preek die wordt ververst op de zondag (ca. 13.00 uur) waarop de volgende preek wordt gehouden.
Zie hiernaast onder Pagina’s voor de gebruikte orde van dienst
Onder Pagina’s vind je ook mijn laatste Stellingwerver of Friese preek.
Wil je een reactie geven? Stuur een mailtje

Zuidhorn, 23-11-2025
Genesis 50: 19 – 26
Straks worden de kaarsen aangestoken en namen genoemd als een gebaar van verbondenheid met onze dierbare overledenen. Maar ook van verbondenheid met elkaar en met God. Als de namen worden genoemd wordt daarmee eigenlijk ook gezegd: “Jij bent dan wel uit ons midden, maar jouw naam klinkt hier nog altijd, die gaat nog onder ons rond, zichtbaar, tastbaar, en we kunnen de kaars – die we voor je aansteken – vasthouden, zoals we vroeger jouw hand hebben vastgehouden.” Het betekent ook: Jouw naam wordt niet uitgewist. Jij bent niet vergeten.
Mensen die geloven hebben daarbij ook nog andere gedachten, namelijk dat zij – ook als ze zijn overleden – gekend zijn bij God. Onze namen– zo stellen we ons dat heel beeldend voor – onze namen staan geschreven in de palm van Gods hand. Dat is een mooi beeld: bij God ben je geborgen, ook na je dood. Ook al ben je gestorven…..je leeft nog altijd voort.
Maar – zo zult u misschien zeggen – dat zijn wel heel grote woorden. En wat we er precies mee bedoelen, dat is niet altijd even duidelijk; We spreken dan ook over een mysterie. Want we zoeken woorden om te benoemen waar onze dierbaren nu zijn. Nabestaanden doen dat zelf ook vaak. Je kunt zeggen dat ‘dood’ dood is, en zo is het ook als je het lichaam van een overledene aanraakt. “Het leven is er uit”, zo zeggen we dan.
Kinderen kunnen het zo nuchter zeggen: “Hij (of zij) doet het niet meer” of: “Oma lijkt wel een pop, of opa wordt niet meer wakker.”
En inderdaad: het leven is eruit. Een kind van wie de opa is gestorven, kan ook zomaar zeggen: “Waarom huil je mama? Opa is toch in de hemel?”
Maar de verhalen in de Bijbel die ons vertellen dat ‘dood’ juist niét dood is, die komen wel wat wereldvreemd, misschien soms ongeloofwaardig over. We weten immers maar al te goed dat dood ook echt dood ís. Toch vertellen de verhalen van de Bijbel ons over een leven ná de dood. Ze doen dat in beelden; hoe zou het ook anders moeten. Het bekendst is het beeld van een ‘hemel’, waar die dan ook maar is. En ook wel het beeld van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, die – wellicht in een ándere werkelijkheid – dwars door de onze heen loopt.
De vraag komt op: Is er leven na de dood? En, zo ja, hoe is dat dan?
In zijn lied “Testament” schreef Bram Vermeulen:
Als ik dood ga, huil maar niet
ik ben niet echt dood moet je weten
het is maar een lichaam dat ik achterliet
dood ben ik pas als jij die bent vergeten.
En als ik dood ga, treur maar niet
ik ben niet echt weg moet je weten
het is de heimwee die ik achterliet,
dood ben ik pas als jij dat bent vergeten.
En als ik dood ga, huil maar niet
ik ben niet echt dood moet je weten
het is het verlangen dat ik achterliet
dood ben ik pas als jij dat bent vergeten
dood ben ik pas als jij mij bent vergeten.
Blijkbaar was dat voor Bram Vermeulen een troostend gegeven, dat hij in de gedachten van zijn nabestaanden zou voortleven. En ook Freek de Jonge zong al: “Er is leven, er is leven na de dood.”
Als we in de kerk een licht aan de Paaskaars aansteken, dan houden we ons eraan vast dat het duister niet het laatste woord heeft, dat het licht overwint, ook al ben je gestorven. Daar houden nabestaanden zich ook aan vast; en niet alleen in gedachten, maar ook als zij een kaarsje aansteken bij een foto, of als ze ’s avonds tegen die dierbare foto even ‘welterusten’ fluisteren, of iets tegen hem of haar zeggen bij het graf of bij de urn. Zelfs als je je een daadwerkelijk ‘leven na de dood’ niét voor kunt stellen, dan nóg is die ander er wel degelijk: in zijn of haar spullen om je heen, in je herinneringen en … vooral ……. in je hart. En dat is kostbaar. Daar kun je op teren.
Vorige maand verscheen er een vuistdik boek van 1440 bladzijden met gedachten van de Russiche schrijver Tolstoj. Het is een verzameling van eigen gedachten, afgewisseld met citaten van belangrijke vroegere denkers en religieuze stromingen. Eén van de eigen gedachten van Tolstoj is: “De woorden en handelingen van een stervende persoon hebben enorme invloed op mensen. Daarom, hoewel het belangrijk is om goed te leven, is er bijna niets zo belangrijk als goed te sterven.”
Het Bijbelverhaal dat we lazen over het sterven van Jozef, is zo’n voorbeeld van goed sterven. Jozef is niet zozeer bezig met zijn eigen sterven, maar meer met het leven van de nabestaanden. Het verhaal gaat over een leven na de dood, maar dan héél anders. Op zijn sterfbed keert Jozef de term “leven na de dood” om. Hij zegt: “God zal voor jullie zorgen – dus niet: voor míj, nee: voor júllie – hij zal jullie weer uit dit land weghalen en zal jullie terugbrengen naar het land dat hij beloofd heeft aan Abraham, Isaäk en Jakob.” Het gaat hier dus om het antwoord op de vraag: is er ook leven voor òns na de dood van die ánder, van onze dierbare? Het gaat dan dus over ons éigen leven, nadat we een dierbare verloren. Jozef vertrouwde er vast op dat er leven zou zijn voor zijn nabestaanden, ook ná zijn eigen dood. En hij vertelde hun dat ook op zijn sterfbed. “God zal voor jullie zorgen.”
Is er dan werkelijk leven voor óns ná de dood van onze geliefde, van onze partner, onze ouder, ons kind of welke geliefde dan ook? Die vraag wordt opgeroepen door de lezing over het sterven van Jozef. Maar – op zo’n dag als deze – blikt iederéén terug, ook zij die het afgelopen jaar niet iemand uit eigen kring verloren. We blikken allemaal even terug en nemen onze eigen verlieservaringen mee.
Want niet alleen zij die in het afgelopen kerkelijk jaar iemand verloren, iederéén voelt bij dit soort herdenkingen de emoties van een gemis. Dat kan zijn omdat ze zelf veel eerder al iemand verloren aan de dood. Maar het kan ook verdriet zijn omdat er nooit een geliefde is geweest. Of het is de pijn omdat men zich realiseert dat de dood dichtbij is, vanwege een slopende ziekte van een geliefde of van zichzelf.
Kun je verder leven na de dood van een geliefde? Kun je überhaupt verder leven met zware verlieservaringen? Dat is een lastige en een heel persoonlijke vraag. Een vraag ook waar iedereen verschillend op zal antwoorden. Het ìs niet eenvoudig om verder te leven met een lege plek. Mensen zeggen dat soms wel heel luchtig en komen soms goedbedoeld met allerlei gemakkelijke woorden van troost. En als je het zelf niet meemaakt, dan kun je het ook gemakkelijk zeggen. Of als je zelf het verdriet minder voelt of gemakkelijker kunt verwerken. Maar de realiteit is vaak heel hard, bij het wrede af. Want het kan zijn dat het verhaal van jouw leven plotseling niet meer klopt. Het toekomstbeeld zoals je dat samen had opgesteld, dat beeld valt in duigen als je partner sterft of je kind, of als je plotseling geen ouders meer hebt. Hier had je geen rekening mee gehouden! Zó had je je het niet voorgesteld; je beloofde land: het zag er tot voor kort heel anders uit.
En dus is de vraag terecht: Is er leven voor jou – na de dood van je geliefde? Is er nog leven na andere verlieservaringen van de afgelopen tijd? Meer algemeen gesteld: is er voor ons dan nog wel een toekomst? Jozef gelooft daar wél in. Hij zegt: “God zal voor jullie zorgen en jullie uit dit land weghalen en jullie terugbrengen naar het land dat hij beloofde aan Abraham, Isaäk en Jakob.” “Het komt goed, heb maar vertrouwen”, dat is eigenlijk wat Jozef zei. Ja, Jozef gelooft in het leven voor zijn familieleden na zijn eigen dood; zijn familieleden die achterblijven als hijzelf komt te sterven. Hij vertrouwt er op dat God voor hen zal zorgen.
Maar de broers moeten hem wél wat beloven, namelijk dat ze het lichaam van Jozef niet in Egypte zullen begraven, maar dat ze dat lichaam in de toekomst mee zullen nemen als ze voorgoed naar het beloofde land zullen reizen. Dat waren Jozefs laatste woorden. En dan sterft hij. Hij was er dus heilig van overtuigd dat er leven zou zijn na zijn dood; leven voor zijn familieleden, voor zijn nabestaanden.
Maar hij wist óók nog wat anders. Hij wist dat hij zelf niet in Egypte thuishoorde. Ook niet ná zijn dood. Egypte is de plek van slavernij, van onderdrukking en van dood. Een plek ook van ellende en verdriet. En, nee, daar horen mensen niet thuis. En daarmee geloofde Jozef ook in een leven – ná de dood – voor zichzelf. Hij zag het beloofde land als de toekomst voor u, voor jou én voor zichzelf. Dat hij in dat beloofde land zou mogen rusten, niet meer als een slaaf en zelfs niet meer als onderkoning in dienst van de farao, maar als een vrij man, in een eigen stukje grond in het beloofde land.
Het beloofde land – waar is dat? De mensen die wij straks noemen, zij weten daar nu meer van dan wij. Zij zijn ons voorgegaan. Wij bleven hier achter. Ondertussen worden wij wel opgeroepen om ook hier en nu van de plek waar wij wonen ‘beloofd land’ te máken, een hemel op aarde. Zo werd Jozef (jaren na zijn dood) begraven in het beloofde land, volgens de laatste wens die hij op zijn sterfbed had uitgesproken. En daarmee is voor hem de cirkel rond. Ooit werd hij uit dat beloofde land verdreven toen zijn broers hem in een put gooiden en hem verkochten aan Egypte, waar hij als slaaf moest werken.
En zo kan inderdaad ook het leven hier bij ons soms verlopen, als een voortdurende opeenstapeling van ellende. Velen van u hebben ook zo’n ervaring meegemaakt, zo’n soort Egypte. Sommigen kwamen ook in een diepe put terecht, werden wreed opgeschrikt uit het veilige bestaan. Verdreven uit het leven met iemand van wie je hield. Verdreven uit een leven met een vast baken naast je. Verdreven uit die relatie waar je zoveel aan ontleende. Verdreven uit een leven waarin je zorgde voor iemand; en nu voelen de dagen als leeg en misschien wel doelloos aan. En tóch: ook aan ú behoort het beloofde land, het land dat in de Bijbel trekken krijgt van een hemel op aarde, waar mensen werkelijk naar elkaar omzien, waar vrede is en recht.
Hoe dat kan, als je uit dat land bent verdreven? Hoe dat kan, als je wereld is ingestort, als de dood zomaar zo dichtbij kon inslaan, je geluk voorgoed verdreven lijkt? Wij wensen elkaar toe, dat we er weer komen, en we mogen zeker weten dat zìj – voor wie een kaarsje wordt aangestoken – het ons gunnen en dat ze vanuit de hemel – waar dat ook maar mag zijn – of vanaf de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, ons toeknikken: “Ga maar op weg. Die weg komt er voor je. Hoe dan ook. Wanneer dan ook. Ga maar, God zal voor jullie zorgen. Ga met God!”
Het verhaal van Jozef kan ons elke dag opnieuw geruststellen: “God zal voor je zorgen, je weer uit dit land weghalen en je terugbrengen naar het land dat hij beloofde aan Abraham, Isaäk en Jakob.”Dat maakt het voor ons wellicht mogelijk om niet teveel te blijven steken in het verleden, in wat was, en vooral niet in de Egypte-ervaringen van verlies en teleurstelling. Ook hoeven we dan geen zorgen te hebben voor wat gaat komen, morgen, volgende week en verder weg de toekomst in. Nee, dan kunnen we dankbaar zijn voor ons leven hier en nu.
We zouden kunnen stilstaan bij de vraag: hoe gaat het nú met me? Wat tekent mijn leven op dit moment? Waar ben ik mee bezig, wat is het ‘nu’? Echt het nu, niet dat moment van onderweg naar morgen. Wie zijn de mensen waar ik nú van houd, die er nú voor me zijn? Dat is géén ontkenning van het verlies, van wat geweest is; het is ook niet het ontlopen van de toekomst, geen oogkleppen op. Nee, het is dankbaar zijn voor wat er nú is en voor de mensen die nú iets voor ons willen betekenen. Alles wat wij mensen hebben, is ons heden, ons hier en nu. Wat we weten is hoe het nú met ons gaat, wat er nú speelt en wie er nú naast ons staan. Want in de mensen om ons heen wil God ons nabij zijn.
Zoals Jozef zei: “God zal voor jullie zorgen.” Dat is iets om dankbaar voor te zijn, maar het is tegelijkertijd een opdracht. Wij kunnen namelijk ook omzien naar elkaar vandaag, morgen en alle dagen die nog gaan komen en daardoor – als medewerkers van God – ook de ánder laten voelen “God zal voor jou zorgen.” Dat het zo mag zijn.
Wil je een reactie geven? Stuur een mailtje !
===========================================
De eerstvolgende Nederlandstalige preek wordt geplaatst op de eerstvolgende dag waarop ik een dienst heb om circa 15.00 uur.