Scroll naar beneden voor de diverse columns van dit jaar of klik direct naar:
Jakobs stem
29 oktober 2014
Bijbelverhalen bevatten prima handreikingen voor het gewone dagelijks leven.
Ze verwoorden soms de eigen gevoelens en roepen dan herkenning op. David die het opneemt tegen de grote Goliath of de Gideonsbende – met 300 man een leger van 150.000 manschappen verslaan – kunnen model staan voor mensen die zich onzeker of machteloos voelen tegenover een schreeuwlelijk of een grote overmacht. Samuël die drie keer geroepen werd, wordt goed begrepen door mensen die steeds eenzelfde gevoel hebben tot iets geroepen te worden; het Bijbelverhaal kan hen over de streep trekken een beslissing te nemen. Aan de andere kant kunnen verhalen uit de Bijbel je ook inzicht geven in hoe de harde werkelijkheid er uit kan zien.
Een vriend van me, die onthutst was door de manier waarop hij door mensen – die hij in vertrouwen had genomen – was behandeld, riep het verhaal van Jakob en Esau in herinnering.
Even de Bijbelkennis opfrissen. De blinde Isaak wil zijn zoon Esau (de oudste van een tweeling) zegenen; maar Isaaks vrouw Rebekka bedenkt een plan om haar andere zoon, Jakob, die zegen te laten ontvangen: Jakob moet de kleren van Esau aantrekken en dierenvellen om zijn handen en gladde hals doen, zodat zijn vader hem voor de sterk behaarde Esau zal houden als hij Jakob aanraakt. (Genesis 27)
Vader Isaak twijfelt enigszins en spreekt dan de woorden die mijn vriend gebruikt om de mensen te typeren in wie hij zich zo verschrikkelijk heeft vergist door ze in vertrouwen te nemen: “Jouw stem is Jakobs stem, maar jouw handen zijn Esau’s handen.”
Een prachtige metafoor voor het gevoel dat je krijgt als mensen mooi met jou meepraten, maar tegen anderen negatief over je oordelen; of als mensen zaken die je in vertrouwen met hen hebt gedeeld, vrijelijk delen met anderen; of als mensen de van jou gekregen voorstellen claimen alsof ze het zelf hebben bedacht.
Ik ben van nature nogal open in gesprekken met anderen; wordt vaak in vertrouwen genomen en neem ook anderen in vertrouwen. Maar als je geconfronteerd wordt met Jakob-gedrag, dan wordt je wat voorzichtiger. Het leven is een leerschool en de Bijbel het lesboek.
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Wat de mensen willen
17 september 2014
Wat de mensen willen Het stond er echt. “Het is een populaire liturgie, gericht op wat de mensen willen.”
Een landelijk dagblad had een uitgebreid artikel als aankondiging van de viering van de tiende verjaardag van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Marcel Barnard legde iets uit over het gebouw waar de jubileumdienst zou plaatsvinden en deed daarbij de hierboven geciteerde uitspraak over de liturgie. Ik vond en vind het maar een vreemde uitspraak, zeker in het kader van een jubileumviering van een kerkgenootschap.
Ten eerste moet het voor Barnard toch duidelijk zijn dat er niet zoiets als een eensluidend oordeel van ‘de mensen’ bestaat. Niet over politieke standpunten, niet over het weer, niet over smaakvoorkeuren en ook niet over de liturgie. Zoveel mensen zoveel zinnen; en dat op elk gebied van het leven.
Populair kan dan wel letterlijk betekenen dat het ’bij veel mensen geliefd’ is, maar om generaliserend te zeggen dat ‘de mensen’ eensluidend zouden willen wat jij hen voorschotelt, dat is nogal aanmatigend. In de cognitieve gedragstherapie wordt overgeneralisatie zelfs als een algemene denkfout bestempeld.
Ten tweede: Er zijn tijden geweest dat het in de kerk niet ging om wat de mensen zouden willen, maar om een hoger doel. Ik smijt niet graag met Bijbelteksten, maar er is er eentje waarin Petrus door Jezus als Satan wordt weggezet: “Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.”
Daarbij kom je echter wel op een erg moeilijk vraagstuk: Wat wil God? Wie kan dat uitmaken? Een hoogleraar, dominee, ouderling, of welke gelovige of godzoeker dan ook? Ja, die kan het voor zichzélf uitmaken; het is dan zijn of haar visie over de gedachten van God. Maar om dan te zeggen dat het Gods wil is, dat gaat natuurlijk te ver. Daar zijn helaas nogal wat oorlogen uit voortgekomen en kerkscheuringen, familievetes enzovoort. Laten we dat dus niet meer doen.
Maar laten we ook ophouden met generaliseren. ‘De mensen’ bestaan niet. Gelukkig maar; het zou een saaie boel worden. Kerkmensen zijn verdeeld en verschillend, maar – als het goed is – wel verbonden door het geloof.
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Bestaat God?
20 augustus 2014
In de vakantie lukt het soms om de stapel ‘nog te lezen boeken’ wat kleiner te maken.
Zo las ik tijdens een vakantie enkele boeken van schrijvers die zich enigszins, of in felle bewoordingen, afzetten tegen religie; en vaak tegen het christendom in het bijzonder.
Eén van die auteurs, de Amerikaan Victor Stenger, is hoogleraar natuur- en sterrenkunde en noemt zichzelf anti-theïst. Hij is van mening dat het erkennen van een persoonlijke God schadelijk is. Stenger schreef het boek ‘God, een onhoudbare hypothese’. De ondertitel zegt veel over zijn benadering; die luidt namelijk: ‘Hoe de wetenschap bewijst dat God niet bestaat’.
Ik verbaas me er altijd weer over dat veel wetenschappers zo’n sterke behoefte hebben om te bewijzen dat God niet bestaat. Met name de manier waarop ze dit doen is vaak erg simpel. Eén zo’n manier is: “Laat de gelovigen maar bewijzen dat God wél bestaat. Kan men dat niet, dan is dát een bewijs voor het niet-bestaan van God.”
Dat is natuurlijk een merkwaardige drogreden voor een wetenschapper. Alsof het geloof een soort natuur- of wiskundewetenschap is waarbij je werkt met formules en proeven om een stelling te bewijzen. Alsof je pas van ‘geloven in God’ zou kunnen spreken als je het bestaan van die God zou kunnen bewijzen, zou kunnen aanwijzen ook. Bovendien zou een wetenschapper geen genoegen nemen met de omgekeerde bewijslast: Laat hem bewijzen dat God niet bestaat – kan hij dat niet, dan is dat het bewijs van het wél bestaan van God.
Zo’n redenering zou de wetenschapper terecht direct naar de prullenbak verwijzen. Maar zelf gebruikt hij zo’n formulering wel.
Het bestaan van een God die op wonderbaarlijke wijze ingrijpt, wordt volgens Stenger tegengesproken door het gebrek aan bewijs dat de beweerde wonderen wérkelijk hebben plaatsgevonden.
Alsof er tegenwoordig geen wonderen meer zouden gebeuren. Alsof je alleen maar ergens een wonder in kunt zien als er iets tóch gebeurt dat feitelijk onbestaanbaar is. Naar mijn idee heeft Stenger weinig van het geloof begrepen. De wonderen zijn de wereld immers nog niet uit. Maar je moet ze natuurlijk wel willen zien. En doen!
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Uw orgel, Heer…
26 juni 2014
D.C. Lewis, Gerrit den Braber, Feike Asma en Joop Stokkermans, wie kent ze nog?
We schrijven 1970, ik ben vijftien jaar en op de Top-40 prijkt wekenlang bovenaan een verrassend lied van bovengenoemd gezelschap: ‘Mijn gebed’. Den Braber schreef de tekst, Stokkermans de orgelmuziek. Orgelmuziek? In de Top-40? Ja, orgelmuziek, en ook nog eens wekenlang op nummer 1! Organist: Feike Asma; zang: D.C. Lewis.
Tja, tijden veranderen; tegenwoordig wordt het orgelspel zelfs al uit de kerkdienst verbannen. Het moet namelijk modern, flitsend, snel. Groepen met keyboards, mengpanelen, microfoons en grote boxen marginaliseren het orgel en zorgen niet zelden voor een niet-verstaan van teksten. Het moet allemaal opgeleukt.
In het blad voor kerkrentmeesters in de PKN stond het zo: ‘In veel kerken heerst een cultuur van ego-nomie. De kerkdienst moet voor de jeugd aantrekkelijk gemaakt worden. Het orgel valt ten prooi aan de binnenkerkelijke situatie. De binnenkerkelijke vijand is groter dan de buitenkerkelijke vijand.’
Het toch al niet jeugdige gilde van organisten voert een moeizame strijd. Uit diverse dorpen hoor ik dat organisten afhaken omdat ze nog maar enkele liederen hoeven te begeleiden; het keyboard of zelfs Youtube-filmpje doet de rest. Of omdat ze de inhoudelijke ontwikkeling van de kerkdiensten niet kunnen meemaken. Het liturgische gehalte daalt en de amusementswaarde stijgt. Want de massa moet aangesproken worden.
Mijn gebed:
‘k Ga niet ter kerke, Heer, om veel publiek. En ik kom niet alleen voor de
muziek.
Maar ‘k mis uw orgel, Heer, uw instrument. Het wordt geofferd aan de
concurrent.
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Klok en klepel
30 mei 2014
De laatste tijd reis ik door de Stellingwerven om de klokken te fotograferen. Een digitale klokkenroof dus. Dit vanwege de te verschijnen herdruk van het fraaie boek van Sietske Bloemhoff: ‘Klokkestoelen van Stellingwarf’.
Besloten is om dit keer ook de klokken er bij te betrekken. Zonder klokken hebben die stoelen immers geen enkele functie. Maar gaandeweg werd me duidelijk dat er ook aandacht moet komen voor de klokken die in de kerktorens hangen. Ook die horen er bij. Er zijn dorpen waar de klokkenstoel werd afgebroken en de klokken werden verkocht, om van de opbrengst een nieuwe klok te kopen voor een nieuw te bouwen toren op de kerk.
Zo heb ik, niet altijd zonder risico trouwens, inmiddels aardig wat kerktorens beklommen. Schitterend om van de betrokken kosters, klokluiders, onderhoudsmensen en dergelijke, alle medewerking te krijgen om de klokken voor dit doel te mogen fotograferen.
Minder schitterend is het dat in 1943 veel klokken ten prooi vielen aan de smeltovens ten behoeve van de Duitse oorlogsindustrie. Alleen de oudste en bijzondere exemplaren zijn bewaard gebleven. Daarom kom ik in veel kerktorens klokken tegen van ná de oorlog, soms deels bijeengespaard of volledig geschonken door de bevolking. Deze klokken dienden ter vervanging van de tijdens de oorlog verwijderde en niet teruggekomen klokken.
Over die klokkenroof bestaan sterke verhalen. Uit onderzoek blijkt echter dat veel van die verhalen niet kloppen. Toch zit er vaak wel een kleine kern van waarheid in. Men heeft wel de klok horen luiden, maar…. ..
Mocht u over de (vroegere of huidige) klokken in uw dorp een bijzonder verhaal hebben, laat het me dan weten. Wellicht kan het verwerkt worden in het boek.
Eén verhaal moet ik alvast naar het rijk der fabelen verwijzen: Er zijn geen klokken uit de Stellingwerven teruggevonden in het IJsselmeer. In een schip dat daar door sabotage is gezonken, lagen klokken uit Noord- en Zuid-Holland en Zeeland. Tegen alle afspraken in waren het allemaal monumentale klokken die onderweg waren naar Hamburg om versmolten te worden. De oudste was van 1385. Erg waardevol dat ze allemaal zijn gered van de klokkenroof.
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =
Wie heeft God gemaakt?
20 maart 2014
Kinderen kunnen van die heerlijke ontwapenende en soms confronterende vragen stellen. Vragen waar grote mensen soms moeite mee hebben omdat ze gedwongen worden om er zelf goed over na te denken.
Kleine kinderen zijn soms nog redelijk snel tevreden met een antwoord, ook als dat min of meer ontwijkend is. Maar als kinderen groter worden dan wordt het lastiger. Dan wordt er vaak langer doorgevraagd; niet zelden tot wanhoop van de ouders, die overigens zelf vaak dezelfde vragen hebben!
Maar wat, als je bij ‘een oudere jongere’ op bezoek komt en binnen vijf minuten wordt door deze mevrouw die twintig jaar ouder is dan ik, de vraag gesteld: ‘Wie heeft God eigenlijk gemaakt?’ Keurig opgevoed, altijd ter kerke gegaan en nog steeds een trouw kerkgangster. En dan zo’n vraag! Schitterend!
Na een eerste ‘Heb je even?’ probeer ik voorzichtig een aanzet te geven van een reactie. Hoewel ik niet graag met Bijbelteksten smijt, roep ik toch maar even in herinnering dat in de bijbel staat dat God Geest is. Om daarna de omstreden dominee Klaas Hendrikse te citeren. Hij schreef dat God niet ‘bestaat’ zoals een boek of een stoel bestaat. In die zin is God dus ook niet ‘gemaakt’.
Vervolgens zeg ik dat er mensen zijn die zeggen dat ‘God’
een constructie is in de hoofden van mensen. Zo immers zou ook het
Genesisverhaal tot stand zijn gekomen: Aan Babylons stromen zaten zij en ze
zochten naar oorsprong, doel en bestemming van hun leven. Daar ontstaat de
Godhypothese: God schiep de wereld en de mensen. Ah, gelukkig! Dan zijn we toch
niet voor niks op deze wereld!
God als troost(er) in het leven. ‘Dus God is bedacht?’, was de logische
vervolgvraag.
Nou, nee, dat is te kort door de bocht. Maar ik kan goed meegaan met de gedachten van Klaas Hendrikse. Hij was op bezoek bij een mevrouw in het ziekenhuis die klaagde dat ze helemaal niets van God merkte.
Hendrikse zei haar toen: ‘Ik ben hem anders in de gang al drie keer tegengekomen.’ God gebeurt! Ook tussen twee mensen die gedachten over God uitwisselen. Een parel van een gesprek!
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =