Op 14 november 2010 was er een viering waarin het 275-jarige jubileum van de Dorpskerk in Oosterwolde werd afgesloten.
Op drie vrijdagavonden was er aandacht geweest voor liederen en teksten van Huub Oosterhuis, Klokkenstoelen en op de laatste avond het Noormanorgel en ds. L.A. Bähler.
Hier volgt de overweging die ik tijdens de viering heb uitgesproken.
Tijdens de Kerstdagen van het jaar 1735 was het een feestelijke gebeurtenis in deze kerk. Nadat eerder de oude kerk was afgebroken, kon men dan eindelijk de nieuwe kerk inwijden. Men was blijkbaar zo opgetogen over het nieuwe onderkomen dat men op beide Kerstdagen een inwijdingsdienst hield. En ook de daarbij gekozen Bijbelteksten laten zien dat men inderdaad erg blij was met het nieuwe gebouw. Op Eerste Kerstdag kwam de tekst uit Ezra 6: 16:
“De Israëlieten, de priesters, de Levieten en de overige teruggekeerde ballingen, vierden de inwijding van de tempel van God met vreugde”.
En voor Tweede Kerstdag was gekozen voor Haggaï 2: 9:
“De luister van deze tempel zal groot zijn, nog groter dan voorheen – zegt de HEER van de hemelse machten –, en van hieruit zal ik jullie vrede en voorspoed geven – spreekt de HEER van de hemelse machten.”
Het is trouwens waarschijnlijk destijds so wie so een dubbel feest geweest – niet alleen omdat het gedurende twee dagen werd gevierd – maar ook omdat men nu een écht eigen gebouw had dat niet meer sterk herinnerde aan de Katholieke kerk. Immers: het oorspronkelijk gebouw was van vóór de reformatie en daarmee was het dus vroeger een Katholieke Kerk. En in die tijd was de aversie tussen beide richtingen behoorlijk groot. Gelukkig ligt een en ander tegenwoordig heel anders en werken we hier al veelvuldig samen in de Raad van Kerken.
Men kon dus letterlijk een nieuwe start maken in een nieuwe eigen ruimte. Hoewel: voor de bouw van deze nieuwe kerk gebruikte men nog wel veel materiaal van de oude kerk. De fundamenten bijvoorbeeld en de binnenmuren van dit gebouw zijn van oude stenen van de voormalige kerk opgetrokken. En dat vind ik wel een heel mooi beeld: dat de fundamenten van beide kerken als het ware hetzelfde waren, en zijn ! De bron van alles is immers dezelfde. Dat lijkt wel eens wat op de achtergrond te raken door alle verschillen die er zijn – ook binnen de ene PKN bijvoorbeeld, maar de bron, de Ene, is één en ondeelbaar.
Predikant tijdens de inwijding in 1735 was dominee Cornelis Nauta en vanaf hem tot en met dominee Rein van der Woude, hebben exact veertig predikanten de Hervormde Gemeente gediend. Daarna kwam men in een dienstverband samen met de Gereformeerde Kerk. Veertig dus: het getal van een generatie, van een vol leven ook. Daarna was dat leven van de Hervormde Gemeente – zo zou je het kunnen benaderen – dus min of meer voltooid en kon samen met de Gereformeerden een nieuwe weg worden ingeslagen. Ook dát is een tijd geleden feestelijk gevierd.
En enige tijd geleden kreeg dit gebouw een eigen naam: Dorpskerk. En daarmee is de cirkel weer rond ten opzichte van vroeger, toen de kerk letterlijk maar ook figuurlijk een centrale plaats innam binnen de gemeenschap. Letterlijk: de dorps-kerk.
In al die 275 jaar is er natuurlijk van alles voorgevallen. Ook aan de kerk zijn oorlogen en revoluties niet voorbijgegaan. Zo moest eind achttiende eeuw – tijdens de Bataafse Revolutie – alle uiterlijk vertoon van de macht van de adel verdwijnen. Daar herinneren de gedenkstenen boven de ingang van deze kerk nog aan. Namen en wapens werden toen uit de stenen weggebeiteld. En hoewel het natuurlijk erg jammer is dat die stenen zijn beschadigd is het toch ook wel weer heel mooi dat ze nooit weer zijn opgeknapt; want de gedachte achter het verwijderen van die namen en wapens is een waardevolle, want eigenlijk betekenen die stenen boven de deur nu: “In deze kerk is iedereen gelijk.” Hier mogen wij elkaar als mens ontmoeten – zoals wij zijn. Voor God is er geen onderscheid tussen arm en rijk, heer of knecht. Het gaat hier niet om de buitenkant maar om het innerlijk van de mens.
Het zou mooi zijn als nog eens achterhaald zou kunnen worden hoeveel bijzondere diensten hier zijn geweest; doopdiensten, belijdenisdiensten, huwelijksinzegeningen of rouwdiensten. Dat alles heeft zich in deze kerk afgespeeld, nu dus 275 jaar lang. Lief en leed hebben zo binnen deze kerk een plek gehad. En niet alleen in het gebouw – ook binnen de gemeente zijn er naast perioden van blijdschap, tevens erg moeilijke tijden geweest. Het was en is niet altijd rozengeur en maneschijn. Tweedstrijd, twee groepen, twee kerken – het zijn de gevolgen geweest van ontwikkelingen binnen de kerk – en niet alleen in Oosterwolde. Vooruitstrevend en meer behoudend, rechtzinnig en vrijzinnig, modern en orthodox, het bestond naast elkaar en het beconcurreerde elkaar soms ook.
En tóch, uiteindelijk is er weer die samensmelting gekomen; de groepen hervonden elkaar weer om daarna enkele jaren geleden op te gaan in de ene Protestantse gemeente met Gereformeerden en Lutheranen.
En naast al die bijzóndere diensten waren hier de wekelijkse vieringen. Die veertig predikanten, plus zij die later kwamen in het kader van Samen op Weg of vanuit de ene Protestantse gemeente, ze hebben hier allemaal het woord verkondigd. Ruim zes jaar gemiddeld per predikant dus. Daar zaten trouwens wel erg grote verschillen tussen. Ze zijn er die het amper een jaar hebben volgehouden, maar dominee Nauta die in 1735 de inwijding deed van deze kerk – hij is 32 jaar aan de gemeente verbonden geweest. En toch is hij niet degene met het langste dienstverband. Dat was een eeuw eerder Bernardus Holtrop, vóór de bouw van deze kerk. die 40 jaar hier gestaan heeft.
En het zal wel niet altijd even goed geboterd hebben tussen gemeente en voorganger. Naarmate de tijd vorderde werden de mensen steeds mondiger en dat leidde soms tot een verzuchting, zoals van dominee Bähler die na een dienst in 1904 een brief aan zijn gemeenteleden meegaf, waarin stond dat men allerlei inhoud van zijn preken maar overdreven vond. “Ik ben zelf dominee”, schreef hij aan het eind, “maar ik weet waarlijk niet, waarover een dominee wel mag preken volgens zijn gemeente.”
Er is dus niks nieuws onder de zon. Ook tegenwoordig krijgen voorgangers kritiek te verduren want je doet het nooit voor iedereen goed. Voor de een te modern, voor de ander te behoudend. de een is te prominent aanwezig, de ander te weinig zichtbaar, te lange diensten, te korte diensten; te liturgisch of te vrijblijvend. Het is ook nooit goed…. Ook die verzuchtingen zullen predikanten geslaakt hebben in die 275 jaar.
Maar …… wat was dan tóch de samenbindende factor? Waarom komen mensen hier al zolang in deze kerk samen? Hoe kan het dat ze hun kritiekpunten soms even lieten voor wat het was om hier op zondag toch in de kerk te zitten?
Natuurlijk, sommigen zullen dat voor de vorm hebben gedaan, voor hun ouders, voor de buren, of om hun klanten niet te verliezen. Maar verreweg de meesten moeten een innerlijke drang hebben gehad. Een verlangen (Psalm 84) vanuit de ziel – naar de voorhoven van de Heer; een behoefte om even weer opgeladen te worden voor de komende week. Behoefte wellicht ook aan de gemeenschap van de gelovigen: steun en erkenning zoekend bij elkaar. Het moet het besef zijn van iets dat boven het zichtbare uitgaat. Het is ook de ervaring geweest van een liefdevolle kracht waarbij je je helemaal veilig en vrij kunt voelen en jezelf kunt zijn.
Zoals een zwaluw haar jongen neerlegt bij de altaren van de Heer. Een prachtig beeld: het kwetsbare dat veilig is bij de Heer. En naast de zwaluw vindt de mus er zelfs zijn woning. En dan al die ménsen die bij de Ene hun toevlucht zoeken ook dát zijn vogels van diverse pluimage. Ook die mensen moeten op eigen wieken door het leven zien te komen ook in tijden dat ze daar erg tegenop zien of het niet aandurven. Van kracht tot kracht gaan zij tóch door. Het is immers voortdurend de Ene die met hen meetrekt.
En …… we moeten ons bij het lezen van Psalm 84 realiseren dat de schrijver in bezet gebied leeft en smacht naar de tempel. De tempel waaraan hij erg goede herinneringen heeft. Daar – bij de tempel – kwam hij blijkbaar op adem – bij de levende God. Hijzelf heeft ondervonden dat je Gods zegen kunt ervaren ook – en misschien juist voorál – als je in moeilijk vaarwater zit.
De dichter van Psalm 84 is onderweg als in een pelgrimstocht. Onderweg naar – ja, naar wat eigenlijk?
Naar de bron van het bestaan? De zin van alles? Een doel in het leven?
Sommige mensen ervaren dat als een loodzware weg, een reis naar jouw bestemming, waarbij de energie soms al volledig op is voordat het einddoel zelfs maar in zicht komt. En er zijn inderdaad vaak momenten op zo’n levensreis waarop je je afvraagt: had ik niet beter thuis kunnen blijven? Veilig in mijn oude vertrouwde omgeving? Niet teveel vernieuwing en verandering? De twijfels komen op. Je dreigt de moed te verliezen. Maar als je dán, juist dán durft verder te gaan, als je niét terugvalt op het oude vertrouwde, dan kom je vaak des te dichter bij het uiteindelijke doel, bij je bestemming. Dan kan het gebeuren dat je er juist bevrijd uit naar voren komt.
Zo’n levenspelgrimage is namelijk een sprong in het diepe. Je wordt dan vaak geconfronteerd met de harde kanten van het leven, maar niet in de laatste plaats ook met de schaduwkanten van jezelf. Maar als je doorzet dan is het mogelijk te ervaren dat God je bevrijdt van de scherpe kant van het leven en van jezelf. Ook dát heeft mensen wellicht al die tijd hierheen getrokken: de wetenschap en de ervaring dat je er bij God altijd bij hoort. Bij God mogen we volop in het licht staan, waardoor alle schaduwkanten van onszelf en anderen wegvallen.
Wij moeten open en eerlijk zijn en we kunnen ons dan niét meer verschuilen, maar we kunnen wél schuilen. Schuilen bij de Ene. Hij is een zon en een schild. Zijn weldaden weigert hij niet aan wie onbevangen op weg gaan. Een dal van dorheid kan dan veranderen in een oase door de zegen van God die als regen op mensen neerdaalt.
Wij zijn Gods volk onderweg in de wereld. Ons leven – ook ons gelovige leven
voltrekt zich soms in barre en bizarre omstandigheden waar je rusteloos van kunt worden en de juiste richting niet weet te vinden. En wat kan het juist dán heilzaam zijn te weten dat je in een geloofsgemeenschap bent opgenomen. Een gemeenschap die zich samen sterk maakt voor het voortbestaan van de kerk. Een gemeenschap waar je je thuis en prettig voelt.
Maar in al die eeuwen hebben ook mensen de kerk verlaten. En het kan pijn doen als je verwijdering ervaart; dat je merkt: deze schoen past mij niet meer: hij wringt. Dat kan zijn omdat je jezelf verder ontwikkelt, maar ook doordat de kerk een kant op gaat die jij niet mee kunt maken. Is dat erg? Ik weet dat eigenlijk niet. Het kan wél erg pijnlijk zijn, maar het hoort bij de ontwikkeling die je doormaakt. Het is een vorm van groeien in het individuele geloof, een geloofsbeleving die niemand jou kan voorschrijven.
Maar het gaat niét alleen om de onderlinge verstandhouding; en het gaat zeker niét om de aantallen kerkgangers en gemeenteleden. Want in plaats van kwantiteit zou het om inhoudelijke kwaliteit moeten gaan. Daarnaast gaat het in het kerkenwerk ook heel eenvoudig om zoiets als de instandhouding van het gebouw. Gedurende al die 275 jaar hebben kerkvoogden zich verantwoordelijk gevoeld om dit gebouw te bewaren en waar nodig aan te passen. Men deed er alles aan om de kerk een volwaardige kerk te laten zijn. Precies 150 jaar geleden besloot men dat er een orgel moest komen waardoor de gemeentezang kon worden ondersteund. Daarmee hebben de mensen waarschijnlijk letterlijk gevoeld: “God roept zijn naam over ons uit en wekt in ons een lied.”
In 1930 besloot men het oude doopvont weer in de kerk te plaatsen. Dat stond al die tijd in de pastorietuin als versiering of plantenbak. Met de terugplaatsing van dat doopvont werd ook weer een stukje gemeenschap van vroeger hersteld. En ook het vertrouwen op die Ene: die Naam die mét ons gaat.
Het is mooi dat deze kerk in de besluitvorming over de gebouwen de plek heeft gekregen die zij verdient, namelijk voor het gebruik van reguliere erediensten. Het is te hopen dat deze en volgende kerkenraden zich realiseren dat dit gebouw méér is dan een stapel stenen en dat nog eens wordt gedacht aan al die mensen die zich 275 jaar lang hebben ingezet om dit in stand te houden.
Het is te hopen dat kerkrentmeesters van nu en later zich net zo verantwoordelijk weten als de eerdere kerkvoogden en er voor zorgen dat dit niet het laatste jubileum is geweest. En het is te hopen dat de Werkgroep Activiteiten Dorpskerk zich blijft inzetten om de Dorpskerk onder de aandacht te brengen waardoor die nóg meer als ‘dorps’kerk zal kunnen fungeren.
Is dit een heilig gebouw? Ach, wat is er heilig aan een gebouw? Maar wij zongen al: wij mogen hier Góds heiligheid begroeten.
Zal dit gebouw eeuwig stand houden? Nee, zeker niet, gebouwen hebben niet het eeuwige leven, maar wij mogen vertrouwen op de Eeuwige.
“Dit huis slijt met ons aan de tijd, maar blijven zal de kracht die wie hier schuilen verder leidt tot alles is volbracht.”
In de woorden van de inwijdinsgdienst: “Zo zegt de HEER van de hemelse machten: Van hieruit zal ik jullie vrede en voorspoed geven.”
Of in de slotwoorden van Psalm 84: “Heer van de hemelse machten, gelukkig de mens die op u vertrouwt.”